Motivationeel werk

Zelfdeterminatietheorie van Ryan & Deci

Bij het werken met kinderen en adolescenten wordt vaak de vraag gesteld ‘hoe motiveren we deze jongere om gedrag of gewoontes te veranderen?’. Maar eigenlijk gaat het vaak om eerst te verkennen waarvoor iemand al gemotiveerd is, om vervolgens motivatieversterkend in te voegen. De zelfdeterminatietheorie kan hierbij houvast bieden [12].

Volgens deze zelfdeterminatietheorie hebben kinderen en adolescenten drie psychologische basisbehoeften, namelijk de nood aan autonomie, de nood aan verbondenheid en de nood aan competentie. In overeenstemming met deze 3 basisbehoeften wordt motivatie bij kinderen en adolescenten met overgewicht en obesitas (en hun ouders) beïnvloed door [8, 23]: 

  • de mate waarin de jongere en ouders de vrijheid voelen om zelf te bepalen welke verandering ze wanneer en op welke wijze doorvoeren (autonomie);
  • in hoeverre zowel de jongere als de ouders zich gesteund voelen door anderen (verbondenheid);
  • hoe bekwaam de jongere en de ouders zich voelen om de verandering te realiseren (competentie).

 “Geef kinderen en adolescenten het gevoel dat ze zichzelf kunnen zijn (autonomie), dat ze ondertussen een band aan het opbouwen zijn (verbondenheid) en een succeservaring (competentie) kunnen opdoen = motivatie als resultaat [116].”  

Door als diëtist in te spelen op deze noden (autonomie, verbondenheid en competentie) wordt de kwaliteit van de eigen autonome motivatie van de jongere vergroot. Frustratie van deze basisnoden leidt meestal naar nog meer symptoomgedrag. Dit gebeurt wanneer de jongere het gevoel heeft onder druk te staan, te falen of geïsoleerd te zijn in het doorvoeren van de aanbevolen leefstijlveranderingen.

“Vermijd dus het gevoel van verplichtingen (geen autonomie), het gevoel van eenzaam of geïsoleerd te zijn (geen verbondenheid), te falen of iets niet te kunnen (geen competentie) = weersand als resultaat [116]”

Hoe kan de diëtist inspelen op de drie basisnoden volgens de zelfdeterminatietheorie van Ryan & Deci?

Autonomie

Voorbeelden van interventies die inspelen op de autonomie van de jongere [116]:

  • Eigen recepten verzamelen (boekje, Pinterest,…);
  • samen winkelen (boodschappenlijstje, keuzes, …);
  • samen koken;
  • eigen doelen kiezen (hoe wil jij dit bereiken?);
  • zelf maaltijd laten opscheppen;
  • twee opties geven qua groenten bij de maaltijd;
  • zelf laten bepalen hoeveel er gegeten wordt (binnen een gamma van evenwichtige voedingsmiddelen).

Verbondenheid

Voorbeelden van interventies die inspelen op verbondenheid [116]:

  • broers en zussen mee op consult;
  • supporters in kaart brengen (wie helpt op welke manier?);
  • afspraken voor hele gezin (belang gezonde voeding, los van gewicht);
  • op zoek gaan naar rolmodellen die mee gezonde voeding promoten en waar de jongere naar opkijkt;
  • vragen wie het kind na de sessie wil vertellen over die stapjes vooruit.

Competentie

Voorbeelden van interventies die inspelen op de competentie van de jongere [116]:

  • ga van start met een doel dat een grote slaagkans heeft;
  • help tussenstappen vastleggen om te komen waar het kind wil komen
  • kindvriendelijk keukengerei;
  • zoek sterktes in lijn van de jongere..

Motivationele gespreksvoering

Naast de zelfdeterminatietheorie kan ook motivationele gespreksvoering volgens het model van Miller en Rollnick een belangrijke tool vormen bij kinderen en adolescenten met overgewicht en obesitas. In motivationele gespreksvoering gaat men ervan uit dat verandering maar kan als een proces gevolgd wordt, beginnend bij relatieopbouw en engageren, dan overgaand in het bespreken van het veranderdoel, om vervolgens over te gaan in het ontlokken van verandertaal, om daarna veranderacties te plannen. Weerstand voelen is signalen krijgen dat het proces te snel gaat. Dan moet er teruggeschakeld worden.

Ook interessant voor de diëtistenpraktijk: In motivationele gespreksvoering gebruikt men een specifieke techniek voor het geven van psycho-educatie, die zich ontvouwt als een drietrapsraket [117]:

  1. In eerste instantie vraag je aan de jonge cliënt wat hij al weet of wat hij graag zou weten over het onderwerp en of het goed is als je hem hier wat meer over vertelt;
  2. Vervolgens bied je deze informatie op een neutrale wijze aan. Hierbij vermijd je termen als ‘Ik’ of ‘Jij’ en spreek je eerder over ‘Onderzoek suggereert…’, ‘Studies hebben aangewezen dat…’, ‘Anderen hebben ondervonden…’, ‘Wat wij weten is dat…’;
  3. Als derde stap vraag je tot slot naar de jongere zijn interpretatie hiervan: ‘Wat betekent dit voor jou?’, ‘Wat vind je daarvan?’.

Veranderingscirkel van Prochaska en Diclemente

Om de patiënt tot verandering te motiveren, is het van belang de aanpak aan te passen aan het motivationele stadium waarin de patiënt zich bevindt. Het komt erop neer de patiënt mee te helpen evolueren naar een meer actieve fase van gedragsverandering. Dit motivationeel proces kan verschillende consultaties vergen.

De patiënt kan terugvallen naar elk stadium in de veranderingscirkel. Afhankelijk van het stadium waarin de patiënt zich bevindt, zijn andere informatie en interventies nodig.  Interventies op maat (“tailored interventions”) op basis van het motivatiestadium (zie tabel) zijn efficiënter en effectiever dan algemene interventies.

Tabel 15: interventies op maat o.b.v. het motivatiestadium volgens Prochaska & Diclemente [27]

Materialen

Infofiche motivatie – gezin

Je kind motiveren tot gedragsverandering.

Infofiche

– 740 KB

Infofiche motivatie – zorgverlener

Motivatiekaders en basishouding voor gedragsverandering.

Infofiche

– 149 KB

Vorming