Werken aan evenwichtig eetgedrag

Bevorderen gezonde leefstijl

Het primaire behandeldoel bij kinderen en adolescenten met overgewicht en obesitas is gezondheidswinst door het bevorderen van een gezonde leefstijlwaarvan het werken naar evenwichtig eetgedrag een belangrijk onderdeel uitmaakt. Voor het opzet van dit diëtistendraaiboekwordt eerst uitgebreid ingegaan op het versterken van evenwichtig eetgedrag, nadien wordt het werken aan de andere pijlers van een gezonde leefstijl besproken.

Bij het werken aan evenwichtig eetgedrag, vormt het eetcompetentiemodel van Satter een handig kader [40]. Eetcompetenties worden doorheen de behandeling versterkt, totdat de jongere een competent eter is, die evenwichtig eetgedrag vertoont. Om eetcompetenties optimaal te kunnen versterken, wordt ingevoegd bij de groeithema’s van de jongere, die kunnen verschillen naargelang de leeftijdsfase. Om te kunnen opgroeien tot een competente eter verwijst Satter bovendien naar het belang van de ‘regel van de gedeelde verantwoordelijkheid’.

Eetcompetenties

Eetcompetenties werden voor het eerst voorgesteld door de Amerikaanse diëtiste Ellyn Satter. Volgens Satter houdt evenwichtig eten in dat iemand voldoende vaardig is op het vlak van 4 competenties: structuur, attitude, variatie en regulatie [40].

Structuur: eten op vaste tijdstippen, tijd maken voor rustige eetmomenten. Dit omvat onder meer het plannen van maaltijden, tussendoortjes en wat er gegeten wordt, hierbij rekening houdend met gangbare voedingsadviezen;

Attitude: een ontspannen houding naar eten.
Dit omvat: eten zonder spanning, eten is gezellig, voeding mag lekker zijn en genieten van eten en van de gegeten hoeveelheid mag;

Acceptatie voldoende variatie in het voedingspatroon en nieuwe smaken en voeding durven uitproberen. Dit omvat: durven experimenteren, onbekend voedsel schrikt niet af, durven proeven en iets lekker leren vinden, geen verboden voedsel;

Regulatie luisteren naar interne honger- en verzadigingssignalen van het lichaam. Bv. Voldoende gegeten of nog honger? Kleine honger, kort voor de maaltijd, tolereren tot aan het maaltijdmoment.

Satter legt met het eetcompetentiemodel de focus niet enkel op ‘wat’ en ‘hoeveel’ er gegeten wordt, ze definieert ook vaardigheden die onderliggend zijn aan evenwichtig eetgedrag. Eetexpert vat deze vaardigheden samen via de 4G’s of eetcompetenties:

Genieten

Eten is leuk, voeding mag lekker zijn en genieten van eten en van de gegeten hoeveelheid mag.   

Gevarieerd

Nieuw voedsel schrikt niet af, men durft proeven en leert iets lekker te vinden.   

Genoeg

Luisteren naar ons lichaam als we eten: hebben we genoeg of nog honger?   

Gestructureerd

Plannen van maaltijden, tussendoortjes en wat er gegeten wordt.   

De vier vaardigheden kunnen niet zonder elkaar; allen zijn nodig om te kunnen spreken van evenwichtig eetgedrag. Het genieten van eten moet in combinatie staan met vaardigheden rond het luisteren naar honger en verzadigingssignalen, vaardigheden om evenwichtige maaltijden te plannen en samen te stellen en de durf om nieuwe smaken en voeding te proberen. De combinatie van de verschillende eetcompetenties zorgt voor evenwicht tussen te weinig en te veel controle. Satter geeft aan dat het fundament van eetcompetentie bestaat uit het positieve evenwicht tussen ‘toelating’ en ‘discipline’. Dit omvat enerzijds “zichzelf de toelating te geven om adequate hoeveelheden van voorkeursvoedingsmiddelen te eten”, maar anderzijds “met de discipline om vast te houden aan een maaltijdenstructuur en om aandachtig te blijven tijdens het eten” [28]. Door belang te hechten aan de vier vaardigheden bij het begeleiden van de jongere, zorgt de diëtist ervoor dat de balans bewaard blijft en dat het kind of de adolescent niet op één van de vaardigheden gaat doorschieten ten koste van de andere vaardigheden.

Satter benadrukt hierbij dat het belangrijk is om niet te werken met standaardschema’s of -regimes, maar te vertrekken van waar de jonge cliënt staat op het vlak van eten en voeding [28].

Een leuk receptenboekje vol voedzame maaltijden aan de jongere bezorgen zal weinig zin hebben als die de voorgestelde maaltijden niet lekker vindt. Meer variatie aanbrengen in het voedingspatroon zal pas lukken als er aan de slag gegaan wordt met de persoonlijke doelen van de jongere en niet als bepaalde voedingsmiddelen worden voorgeschreven omdat ze “gezonder” zijn. Het kan daarbij handig zijn om in te voegen bij de eetcompetenties waarin het kind of de adolescent wel al voldoende vaardig is.

“Hoe kunnen de reeds aanwezige vaardigheden gebruikt worden om de jongere te versterken op de andere eetvaardigheden?”

Daarnaast is het belangrijk dat de focus blijft liggen op het groeiproces en mogelijkheden tot groei. Succes wordt niet bepaald door het wel of niet aanwezig zijn van een bepaald gedrag (bv. het proeven van een bepaald voedingsmiddel). Succes wordt bepaald door de het kind of de adolescent die zijn groeiproces in eigen handen neemt en van daaruit meer zicht krijgt op de sterktes die hij kan inzetten om doelen te bereiken. 

Filmpje eetcompetenties

Eetcompetenties en gezond eetgedrag.

Filmpje

6:33

Infofiche gezonde leefstijl ALLES – afwisselend eten

Afwisselend eten is meer dan alleen wat je eet.

Infofiche

– 824 KB

Infofiche gezonde leefstijl ALLES – afwisselend eten – gezin

Eetcompetenties ondersteunen bij jongeren voor ouders.

Infofiche

– 1.0 MB

Infofiche gezonde leefstijl ALLES – afwisselend eten – zorgverlener

Info rond evenwichtig eetgedrag en eetcompetenties voor zorgverleners.

Infofiche

– 393 KB

Infofiche gezonde leefstijl ALLES – afwisselend eten – sport

Eten met sport-specifieke eetcompetenties.

Infofiche

1h 15m 32s

– 476 KB

Invoegen bij groeithema’s

Kinderen en adolescenten ondersteunen bij het versterken van eetcompetenties is geen evidente taak. Niet voor de ouder, maar ook niet voor de hulpverlener. Een belangrijke uitdaging hierbij is het invoegen bij de groeithema’s die eigen zijn aan de leeftijdsfase van de jongere. De leeftijdsgebonden ontwikkeling van smaak, voedselvoorkeuren en eetgedrag bepalen mee de haalbaarheid van interventies die gericht zijn op het versterken van competent eetgedrag maar ook de bredere groei: hoe het kind zich in zijn veranderend lichaam voelt, met nieuwe emoties omgaat, identiteit zoekt, sociaal ontwikkelt… én hoe zijn omgeving coacht. Externe factoren, zoals vrienden en school, krijgen steeds meer invloed en ook de ruimere cultuur beïnvloedt sterk [39] [91].

Om als diëtist deze thema’s te integreren in de behandeling, is het goed om zicht te hebben op wat een normaal smaak- en eetontwikkelingstraject inhoudt en welke de belangrijkste groeithema’s voor kinderen en adolescenten zijn (zie “Diëtistische anamnese – Persoonlijke factoren”) [39].

Infofiche groeiwijzer

Infofiche met samenvatting van het boek ‘Groeiwijzer’.

Infofiche

– 567 KB

Boek ‘Groeiwijzer’

Boek rond smaakontwikkeling en eetgedrag.

Tekst

– 2.1 MB

Regel van de gedeelde verantwoordelijkheid

Een goede eter is een competente eter. Om een kind te doen opgroeien tot een competente eter verwijst Satter naar het belang van de “regel van de gedeelde verantwoordelijkheid”. Deze regel stelt dat ouders verantwoordelijk zijn voor wat, wanneer, waar, en hoe er gegeten wordt. Kinderen zijn verantwoordelijk voor hoeveel en of er gegeten wordt [118].

De invulling van deze regel evolueert met de leeftijd, in functie van de ontwikkeling en groei van het kind [28]:

  • Voor de zuigeling geldt het ‘voeding op vraag’ principe:  de ouder bepaalt dus enkel het ‘wat’ van het voeden, de zuigeling doet al het andere: ‘hoe vaak’, ‘hoeveel’, ‘op welk tempo’, en ‘welk niveau van vaardigheid’.
  • Bij kinderen na de zuigelingenperiode (peuters, kleuters, lagere schoolkinderen) is de ouder verantwoordelijk voor het ‘wat’, ‘wanneer’ en ‘waar’ van het voeden en is het kind verantwoordelijk voor ‘of’ en ‘hoeveel’ het eet van een gamma evenwichtige voedingsmiddelen.
  • Adolescenten leren geleidelijk het ‘wat’, ‘wanneer’ en ‘waar’ zelf te regelen, maar blijven afhankelijk van de ouders, die de leiding nemen bij het eten en de structuur van de gezinsmaaltijd in stand houden.

Ook de regel van de gedeelde verantwoordelijkheid impliceert een evenwicht tussen discipline (van de ouder) en toelating (autonomie geven aan het kind/adolescent), zoals in het eetcompetentiemodel. Naarmate het kind volwassen wordt, zal het zelf meer en meer leren instaan voor de discipline en opgroeien tot een competente eter [118]. Het principe van gedeelde verantwoordelijkheid sluit bovendien aan bij het autoritatief opvoedingskader, dat gekenmerkt wordt door een evenwicht tussen autonomie en grenzen [93] (zie “Diëtistische anamnese – (Op)voedingsstijl zorgfiguren”).

Hoewel het eenvoudig lijkt, vergt het toepassen van de regel van de gedeelde verantwoordelijkheid veel oefening. Bovendien is het uitermate belangrijk om rekening te houden met de eetcompetentie van de ouders (of zorgfiguren). Ouders die bv. moeite hebben om hun eigen eetgewoonten en lichaamsgewicht te accepteren, zullen ook moeite hebben om die van hun kind te accepteren [28].

Versterken van eetcompetenties bij kinderen en adolescenten

Voor het versterken van evenwichtig eetgedrag worden de eetcompetenties als leidraad gebruikt, rekening houdend met de groeithema’s van de jongere en de context waarin de jongere opgroeit. De regel van de gedeelde verantwoordelijkheid vormt een rode draad doorheen dit geheel.

In wat volgt, wordt per eetcompetentie een korte omschrijving gegeven, worden mogelijke haperingen besproken, wordt een overzicht gegeven van groeithema’s die een invloed kunnen hebben op de desbetreffende eetcompetentie en als laatste worden ook mogelijke interventies beschreven.  

Structuur – Gestructureerd

De eetcompetentie ‘gestructureerd’ draait grotendeels rond maaltijdplanning. Idealiter worden elke dag drie hoofdmaaltijden gegeten, aangevuld met twee à drie tussendoortjes (of een equivalent aangepast aan de culturele gewoonten). Daarbij wordt best voor lekkere en voedzame maaltijden gekozen, die ervoor zorgen dat het kind of de adolescent verzadigd blijft tot het volgende eetmoment. Op die manier is het gemakkelijker om vast te houden aan de maaltijdstructuur en heeft de jongere minder de neiging om te snoepen tussendoor.

Gestructureerd eten omvat eveneens de organisatie van het eetgebeuren: aandacht hebben voor gezinsmaaltijden, samen aan tafel, zonder afleiding door bv. televisie of GSM.

Haperingen

Haperingen op vlak van de vaardigheid “gestructureerd” kunnen bestaan uit:

  • maaltijden overslaan (bv. ontbijt);
  • eten telkens wanneer de gelegenheid zich voordoet (buiten de structuur van 3 hoofdmaaltijden en 2 à 3 tussendoortjes);
  • moeite hebben met het aanbrengen van een structuur op vlak van eten;
  • geen tijd maken om te eten;
  • problemen hebben bij het plannen van wat er gegeten wordt;
Groeithema’s

Groeithema’s die een invloed kunnen hebben op de eetcompetentie ‘gestructureerd’ worden weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 16: Eetcompetentie ‘gestructureerd’ vs leeftijdsfase [39]

Interventies

Mogelijke interventies om de vaardigheid ‘gestructureerd’ te ondersteunen zijn:

  • Hanteer op alle leeftijden een vaste maaltijdstructuur met 3 hoofdmaaltijden en 2 à 3 tussendoortjes. Of een equivalent aangepast aan de culturele gewoonten (bv. in sommige culturen worden 4 hoofdmaaltijden of soms slechts 2 hoofdmaaltijden per dag gegeten).  
  • De maaltijdmomenten worden bij voorkeur samen met het hele gezin aan tafel georganiseerd, in een rustige omgeving zonder afleiding door TV, smartphone, …
  • Om een rustige overgang te creëren naar het tafelmoment, is het goed om ouders te adviseren kinderen tijdig te verwittigen dat het eten bijna klaar is. Zo kunnen ze het spel of de activiteit tijdig afronden. 
  • Hanteer de regel van de gedeelde verantwoordelijkheid: ouders bepalen watwanneer en waar er gegeten wordt, het kind bepaalt hoeveel en of er gegeten wordt. Ouders staan volgens deze regel dus in voor het aanbrengen van maaltijdstructuur. Ondersteun ouders bij het implementeren hiervan:
    • Sta samen met de jongere en de ouders stil bij hoe structuur kan worden aangebracht. Wat zou de jongere of ouders helpen om de structuur vast te houden? Bv. een weekmenu/planning? Gezond Leven stelde een infografiek samen met tips om een gezonde weekmenu op te stellen.
    • Ga op zoek gaan naar een snelle, maar voedzame, maaltijd voor wanneer het kind of de adolescent op bepaalde momenten te weinig tijd heeft om te eten (bv. in kader van hobby’s).
    • Coach de ouders bij het voorbereiden van maaltijden voor een later moment (‘meal prepping’), zodat op dagen dat er weinig tijd is voor maaltijdbereiding, toch voedzame maaltijden kunnen voorzien worden.
    • Oefen samen met de ouders en de jongere op het maken van boodschappenlijstjes en op het zelf (al dan niet onder begeleiding) inkopen doen.
    • Gezond Leven ontwikkelde een interactief actieplan rond het gebruik van tussendoortjes op school bij kinderen.
  • Het behoud van een goede eetstructuur helpt ook de puber in de groeispurt: las niet méér eetmomenten (en snoepmomenten) in, maar bouw mogelijkheden in voor meer aanbod (grotere porties) tijdens eetmomenten.

Attitude – Genieten

Competente eters zijn ontspannen over eten; ze genieten van voedsel en eten en voelen zich comfortabel bij dat genot. Deze kinderen en adolescenten vinden het oké om voedsel te eten dat ze lekker vinden in hoeveelheden die ze verzadigend vinden. In tegenstelling tot deze wenselijke attitudes rond eten, zijn er ook veel jongeren die zich eerder angstig voelen ten aanzien van eten en die twijfelen aan hun vermogen om goed met eten om te gaan. Ze hanteren een soort van standaard over wat en hoeveel ze moeten eten en schamen zich wanneer ze voedsel eten dat ze lekker vinden, vooral wanneer dat niet aan hun zelfopgelegde standaarden voldoet (bv. dieetregels) [118]. Vaak spelen bezorgdheden rond lichaamsvormen hierin een rol.   

Haperingen

Haperingen op vlak van de vaardigheid “genieten” kunnen bestaan uit:

  • zwart-wit denken tussen “gezonde” en “ongezonde” voeding;
  • angst om bepaalde (“ongezonde”) voedingsmiddelen te eten;
  • het zich niet kunnen toestaan van verboden voedsel;
  • niet kunnen/durven genieten van eten dat ze als “ongezond” beschouwen;
  • schuldgevoelens ervaren bij eten;
  • … 
Groeithema’s

Groeithema’s die een invloed kunnen hebben op de eetcompetentie ‘genieten’ worden weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 17: Eetcompetentie ‘genieten’ vs leeftijdsfase [39]

Interventies

Mogelijke interventies om de vaardigheid ‘genieten’ te ondersteunen zijn:

  • Gezelligheid stimuleren:
    • Help de ouders en het kind zoeken naar gezelligheid aan tafel, om van eten iets leuks maken: hoe een gezellig momentje creëren aan tafel? Bv. samen rond de tafel, kaarsje, mooi servies, …
    • Maak de jongere ervan bewust dat eten gezellig moet blijven en dat men mag genieten van wat er op het bord ligt.
  • Genot terugbrengen:
    • Help de jongere tijd te nemen om bewust te eten en ervan te genieten; zo kan het o.a. helpen om een rustig eettempo hanteren, goed te kauwen, … ;
  • Educatie rond lijngedrag of dieetdenken:
    • Psycho-educatie rond de gevolgen van diëten, deprivatie van voedingsmiddelen, enz. Ter ondersteuning kan de fiche ‘De mythe van het lijnen’ gebruikt worden.
    • Uitbouwen van een gezonde houding ten opzichte van eten:
      • Leren loslaten van het labelen van voedsel als slecht of goed. Alles is oké maar het ene heeft het lichaam meer nodig dan het andere.
      • Werk rond bewustwording dat een regelmatiger eetpatroon belangrijker is dan portiegrootte of calorieën
      • Probeer de focus te verleggen naar eten als een manier om lief te zijn voor je lichaam.
      • Tip bij te sterke focus op eetgedrag en lijnen : www.proud2bme.nl
  • Versterk een positief Lichaamsbeeld
    • Hanteer als hulpverlener een zelfbeeldversterkende houding.
    • Sta stil bij hoe de jongere het lichaam kan geven wat het nodig heeft en wat het lichaam voor de jongere kan betekenen.
    • Ouders en andere zorgfiguren kunnen model staan voor een gezonde houding tegenover hun lichaam.

Variatie – Gevarieerd

De eetcompetentie ‘gevarieerd’ heeft te maken met het aanbrengen van voldoende variatie in het voedingspatroon.

Als basis voor een gevarieerde voeding worden de richtlijnen van de Voedingsdriehoek gebruikt. De plaats van een voedingsmiddel in de voedingsdriehoek weerspiegelt het effect op de gezondheid (en het milieu). Bovenaan de voedingsdriehoek staat de categorie ‘water’. De voedingsdriehoek zelf is onderverdeeld in drie zones: donkergroen, lichtgroen en oranje. Naast de voedingsdriehoek bevindt zich de rode bol, de restgroep. Voor een evenwichtig voedingspatroon worden best vooral zaken uit de bovenste groepen geconsumeerd. Producten uit de rode bol worden best beperkt. Meer toelichting over de verschillende zones kan je hier terugvinden.

In de voedingsdriehoek zelf staan een beperkt aantal voedingsmiddelen weergegeven – in weinig of niet-bewerkte variant. Andere voorbeelden of afgeleide producten (zoals fruitsap, gesuikerde yoghurt, …) zijn niet afgebeeld, maar wel terug te vinden in de overzichtstabel in elke uitgebreide fiche per voedingsmiddelengroep. De fiches kan je hier terugvinden:

  • In de brochure van de Vlaamse Vereniging voor Kindergeneeskunde (2019) is meer informatie terug te vinden over de voedingsaanbevelingen specifiek voor peuters en kleuters. 
  • De Hoge Gezondheidsraad publiceerde in 2016 Voedingsaanbevelingen voor België, met aanbevelingen rond de aanbevolen hoeveelheden aan energie, micro- en macronutriënten per leeftijdscategorie.
  • In 2019 publiceerde de Hoge gezondheidsraad de ‘Food-based dietary guidelines’, deze omvat aanbevelingen in termen van voedingsmiddelen (en dus niet nutriënten). Deze aanbevelingen zijn gericht op volwassenen, maar kunnen een indicatie geven over aanbevolen voedingsmiddelenkeuze.
Haperingen

Haperingen op vlak van variatie bestaan uit:

  • een te éénzijdig voedingspatroon;
  • moeilijkheden met het eten van voedingsmiddelen die niet gekend zijn (=neofobie);
  • maar ook bv. vasthangen aan het idee dat voeding altijd lekker moet zijn;
  • … 
Groeithema’s

Groeithema’s die een invloed kunnen hebben op de eetcompetentie ‘gevarieerd’ worden weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 18: Eetcompetentie ‘gevarieerd’ vs leeftijdsfase

Interventies

Enkele concrete voorbeelden van interventies m.b.t. de eetcompetentie ‘gevarieerd’:

  • Geef informatie en educatie over de principes van devoedingsdriehoek. Gezond Leven biedt verschillende materialen aan die ter ondersteuning kunnen gebruikt worden:
  • Water vormt de belangrijkste dorstlesser binnen een evenwichtig voedingspatroon, op alle leeftijden. Bedenk samen met het kind of de adolescent strategieën om de consumptie van drinkwater te verhogen:
    • bv. gebruik van een ‘hippe’ drinkfles, leuke recepten bedenken om een smaakje toe te voegen aan het drinkwater (inspiratie op de website van Gezond Leven), …
    • Gezond Leven ontwikkelde ‘De Waterpas’ voor gebruik op de lagere school, met bijbehorende infobrief voor ouders en diploma. Deze materialen kunnen eveneens inspiratie bieden voor gebruik in de diëtistenpraktijk.
    • Geef educatie aan adolescenten rond het gebruik van energiedranken. Meer informatie:
  • Neofobie aanpakken: zie aparte paragraaf. 
  • Ga samen met de jongere (en ouders/steunfiguren) op zoek naar lekkere en voedzame maaltijden. Inspiratie is terug te vinden op:
  • Zoek samen met de jongere (en zorgfiguren) naar andere manieren waarop voedzame voedingsmiddelen op een lekkere manier kunnen verwerkt worden in het voedingspatroon. Misschien worden gekookte groenten niet zo lekker bevonden, maar wel in een stoofpotje, rauw of in een soep verwerkt?
  • Het gezelschapsspel ‘De Lekkerbekjes’ daagt kinderen en hun vrienden en familie uit om grappige, vreemde en vooral gezonde hapjes te proeven. Zo leren kinderen ook spelenderwijs de voedingsdriehoek kennen.
  • Moedig de jongere aan om te experimenteren met voeding: wat zijn kleine stapjes?
    Sommige kinderen en adolescenten vinden het gemakkelijk om nieuwe voedingsmiddelen te proberen. Bij anderen kan experimenteren en nieuwe zaken proberen veel spanning geven. Het kan dan soms helpen om het proces van proeven en experimenteren in comfortabelere kleine stapjes op te delen: starten met 1 voedingsmiddel, combineren met iets dat men graag eet, klaarmaken m.b.v. de favoriete bereidingswijze, enz.
  • Geef educatie afgestemd op de leeftijd over reclameboodschappen of marketingstrategieën rond voeding. Ter inspiratie, Gezond Leven ontwikkelde een informatiedossier over dit thema, gericht op leerkrachten secundair onderwijs.
  • Eten wat de pot schaft, is het advies.
    Een vegetarische uitbreiding kan eventueel wel. Maar wie verantwoordelijk is voor aankoop, keuze, en bereiding blijft eigenaar van het domein, en niet de jongere .
    • Meer informatie over vegetarische voeding bij kinderen en adolescenten is terug te vinden in de brochures van de Vlaamse Vereniging voor Kindergeneeskunde
    • De Hoge Gezondheidsraad formuleerde een advies over vegetarische voeding, met een apart hoofdstuk omtrent het gebruik en de aandachtspunten bij kinderen en adolescenten.
    • Dieetaanpassingen omwille van medische redenen (allergie, spijsverteringsstoornissen, diabetes, …) zijn uiteraard ook toegelaten. Ondersteun de ouders of zorgfiguren bij het uitwerken van haalbare menu’s.
  • Betrek kinderen en adolescenten bij de maaltijdbereiding, zodat ze in contact komen met een uitgebreid aanbod aan ingrediënten en zodat ze zelf leren experimenteren met smaken en combinaties. Enkele praktische tools ter ondersteuning:
  • Gezinsmaaltijden vormen bij adolescenten een belangrijke beschermende factor tegen een onevenwichtig eetpatroon.
Neofobie

Gedurende de eerste 18 levensmaanden zal een kind de meeste voeding zonder problemen aanvaarden. Eén à twee keer proeven, en het volgende hapje wordt met plezier onthaald. Na deze periode is het merendeel van de peuters neofoob, of angstig om nieuwe voedingsmiddelen te proeven [119, 120]. Dit beschermt het kind van ouds tegen vergiftiging. Het kind wordt selectiever, ontwikkelt voorkeuren, én een willetje… Mondje toe is vaak het eerste domein waarmee het experimenteert in zijn nee-fase. Eventuele (tijdelijke) moeilijkheden met eetgedrag en eenzijdige voedselvoorkeuren zijn te situeren in een ruimere ontwikkelingspsychologische context [39].

Neofobie manifesteert zich gewoonlijk vanaf het einde van het 2de levensjaar. Naarmate het kind ouder wordt neemt neofobie beetje bij beetje af, om meestal volledig te verdwijnen op adolescentenleeftijd.

Voedselneofobie is een ontwikkelingsfase die ieder kind van nature doorloopt, en die normaal gezien geen behandeling of therapie vereist. Vaak vereist het wel enige mate van voorlichting ten aanzien van de ouders, zodat zij het fenomeen en de aanpak begrijpen. Uit onderzoek blijkt dat, naast individuele factoren bij het kind (smaakvoorkeuren, psychomotorische vaardigheden, …), ook de ouders een belangrijke invloed kunnen uitoefenen op het verloop van de neofobe fase [120]. Ouders zijn vaak erg bezorgd over de gezondheid van hun kind. Educatie van ouders op een empathische en schuldvrije manier is dan ook de sleutel bij neofobie [119].

De belangrijkste elementen in de benadering van neofobie zijn: herhaalde blootstelling en een positief gezinsklimaat [39, 119].

  • Stel de ouders gerust en geef educatie rond het verloop van deze natuurlijke ontwikkelingsfase.
  • Stimuleer herhaalde blootstelling (zonder ziek-zijn) om neofobie te overwinnen.
    • Het kind vindt een smaak lekkerder naarmate het deze meer heeft geproefd in een positieve sfeer. Een strijd rond het eten of het uitoefenen van druk  werkt contraproductief.
    • Er zijn factoren die de bereidheid om te proeven verhogen:
      • zorgfiguren of vriendjes met smaak hetzelfde zien eten (model-leren),
      • een leuke presentatie,
      • informatie over de smaak van het voedsel, en
      • gelijkenissen met “bekend” voedsel (voedsel dat het kind al kent en leerde eten).
    • Veel peuters verkiezen voedsel dat niet gemengd is met iets anders. Ze proberen namelijk te ontdekken of een voedingsmiddel “veilig” is.
    • Het kan helpen om een nieuw voedingsmiddel aan te bieden samen met voedingsmiddelen waar het kind al met vertrouwd is.
    • Het kan eveneens helpen om voedingsmiddelen binnen het bereik van het kind beschikbaar te stellen tijdens het maaltijdmoment, zonder dat het expliciet wordt toegediend aan het kind. Dit bevordert de autonomie van het kind.
    • Het is niet nodig om een voedingsmiddel zoeter of calorierijker te maken. Nadien wordt het bovendien moeilijker om de basissmaak te leren lusten.

 “Het leren proeven kan in verschillende stapjes verlopen: voedingsmiddel op het bord leggen, eraan voelen, eraan likken, het in de mond nemen, erop kauwen, het doorslikken, …”

  • Keuze en afwisseling doen eten. Variatie en keuze creëren, bv. door verschillende soorten groenten en fruit aan te bieden, helpt proeven en eten. Geef het kind niet elke dag dezelfde groente/fruitsoort, wissel af. Huisbereide voeding vertoont van nature meer variatie in smaak en uitzicht, dan kant-en-klare voeding.
  • Hanteer een duidelijke maaltijdstructuur (zie eetcompetentie gestructureerd) en respecteer de regel van de gedeelde verantwoordelijkheid
  • Gebruik sociale beloning om gewenst eetgedrag te stimuleren. Sociale beloning (bv. een complimentje) is de eerste keuze, als het echt moeilijk wordt kan geopteerd worden voor een materiële beloning (bv. een sticker). Voedselbeloningen (bv. een dessert) worden afgeraden.
  • Kinderen betrekken bij het bereiden van de maaltijden kan onder meer de voorkeur voor bepaalde producten beïnvloeden, het gevoel van angst verminderen en een positieve relatie met zorgfiguren bevorderen. NICE ontwikkelde een praktische leidraad rond koken met kinderen: 2112_NN_TOOL_KokenMetKinderen.pdf (nice-info.be)

Neofobie is dan wel een natuurlijke ontwikkelingsfase, het kan intensifiëren en evolueren naar een voedingsstoornis. Gepaste behandeling of doorverwijzing is in dat geval aanbevolen. In ernstige gevallen kan de situatie evolueren naar de eetstoornis ARFID, die in zeldzame gevallen ook bij volwassenen wordt vastgesteld, die deze ontwikkelingstaak in hun kindertijd niet overwonnen hebben.

Er zijn ook kinderen en adolescenten die vanuit een negatieve ervaring met voedsel (bv. ernstige verslikking), moeite hebben met ‘nieuwe’ voeding of een zeer eenzijdig eetpatroon ontwikkeld hebben. Een eenzijdig én onevenwichtig eetpatroon kunnen bijdragen tot het ontwikkelen van overgewicht.

Regulatie – Genoeg

Een eetcompetent persoon heeft vertrouwen in interne regulatie. Dit wil zeggen dat de persoon:

  • zich voldoende op zijn gemak voelt bij het ritme van honger, eetlust en verzadiging;
  • ontspannen en afgestemd is tijdens het eetproces en
  • vertrouwt op de ervaring van verzadiging.

Interne regulatoren van voedselinname functioneren het meest effectief wanneer ze worden ondersteund door regelmatige, voorspelbare en verzadigende gelegenheden om te eten, wat aansluit bij de eetcompetentie ‘gestructureerd’ [28, 102].

Kinderen hebben een aangeboren vermogen tot zelfregulering van hun energie-inname. De voedingsomgeving waarin zij opgroeien heeft een invloed op de mate waarin zij dit vermogen kunnen uitoefenen. Bij jonge kinderen spelen de ouders hierin een zeer belangrijke rol. Wanneer ouders bv. de controle over voedselporties overnemen of druk zetten om te eten, in plaats van het kind toe te staan zich te concentreren op interne honger- en verzadigingssignalen, wordt het vermogen tot zelfregulering onderdrukt [39, 102, 121].

Daarnaast wordt ook onderzoek gedaan naar individuele verschillen in het vermogen tot zelfregulatie. Uit studies blijkt dat sommige kinderen vermoedelijk ontvankelijker zijn voor storingen in de zelfregulatie. Zo worden o.a. verstoringen in de executieve functies (zoals inhibitie, werkgeheugen en cognitieve flexibiliteit, …) onderzocht in relatie tot de energie-inname [122].

Haperingen

Haperingen op vlak van regulatie kunnen bestaan uit:

  • het negeren van honger- of verzadigingssignalen;
  • onbewust eten, waardoor verzadigingssignalen niet gevoeld worden (bv. door TV-kijken tijdens de maaltijd); 
  • eten om andere redenen dan fysieke honger;
  • te snel eten;
  • het niet kunnen verdragen van een kleine honger;
Groeithema’s

Groeithema’s die een invloed kunnen hebben op de eetcompetentie ‘genoeg’ worden weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 19: Eetcompetentie ‘genoeg’ vs leeftijdsfase [39]

Interventies

Mogelijke interventies met betrekking tot de eetcompetentie ‘genoeg’ [39, 28]:

  • Ondersteun ouders om vertrouwen te hebben in de mogelijkheden tot zelfregulatie van het kind. Zorgfiguren maken zich vaak zorgen over schommelingen in de voedselinname van het kind en zijn bezorgd of het kind wel voldoende eet, maar eigenlijk is deze bezorgdheid meestal niet nodig. Het kind is in staat zelf in te schatten hoeveel het nodig heeft en kan gerust tijdens een maaltijd minder eten, of zelfs een maaltijd overslaan. Wanneer ouders de voedselinname proberen te vergroten en druk zetten op het eetgedrag van het kind, kunnen ze ongewild het zelfregulatiesysteem van het kind verstoren en een probleem creëren. De regel van de gedeelde verantwoordelijkheid kan hierin een handvat bieden.
  • Wees voorzichtig met goedbedoelde adviezen rond portiegrootte. Om het kind of de adolescent zich optimaal te leren afstemmen op interne regulatie, is het belangrijk om geen dagschema’s met portiegroottes voor te schrijven. Portiegroottes kunnen bij sommige kinderen of adolescenten wel educatief aangewend worden om een idee te geven van een gemiddelde portie van de leeftijdsgenoot, uiteraard mits de nodige kadering en nuancering.
  • Leer het kind of de adolescent om aandachtig te eten:
    • Afleidingen (tv, smartphone) aan de kant, zodat er optimaal aandacht kan gegeven worden aan de maaltijd en signalen van honger- en verzadiging.
    • De tijd nemen om bewust te eten en ervan te genieten: goed kauwen, bestek neerleggen tussen twee happen, aan tafel eten, tijd uitrekken om rustig te eten, …
    • Aandacht geven aan de verschillende aspecten van het eten: geur, smaak, zicht, …
  • Leer de jongere verzadigingssignalen herkennen (zie tabel in apart kadertje ‘van honger en verzadiging’).
  • Leer het kind of de adolescent om signalen voor fysieke honger bij zichzelf te herkennen: grommende maag, zich slap voelen, pijnlijke maag, zich minder goed kunnen concentreren, hoofdpijn krijgen, chagrijnig of ‘lastig’ (bij kleinere kinderen) worden, … . Bij kleinere kinderen (peuters) is het belangrijk dat ouders aandacht hebben voor de signalen van honger en verzadiging. Hongerige peuters kunnen wijzen naar voedsel of drank, hierom vragen of ernaar reiken.
  • Leer het kind of de adolescent fysieke honger onderscheiden van andere soorten honger: honger getriggerd door omgevingssignalen of emotionele honger.
    • Leer jongeren omgevingstriggers herkennen die eten oproepen (omgevingshonger). Kinderen en adolescenten met een externe eetstijl zijn meer ontvankelijk voor signalen uit de omgeving.
    • Leer kinderen en adolescenten zich bewust worden van momenten waarop er gegeten wordt vanuit een emotionele behoefte. Begeleid de jongeren in de zoektocht naar andere manieren waarop met emoties kan worden omgegaan (zie emotieregulatie). Leer de jonge cliënt bv. om er geen gewoonte van te maken om zichzelf te belonen of te troosten met eten. Beter: een vriend/vriendin bellen, bad nemen, gaan wandelen of iets anders leuk doen om zichzelf te belonen of te troosten.
  • Pubers in de groeispurt weten niet altijd hoe ze ‘extra honger’ moeten opvangen. Ze zijn meer dan wie ook erg gevoelig aan variatie. De marketing rond calorierijke snacks is hierop gericht, waardoor gezonde snacks snel saai lijken.
    • Bespreek met de jongere hoe honger na school kan opgevangen worden op een evenwichtige manier
    • Bespreek met de jongere hoe de honger na 22 uur op dagen die duren tot na middernacht kan opgevangen worden (bv. een evenwichtig tussendoortje inschakelen).
    • Probeer in overleg met de jongere om vast te houden aan een regelmatige maaltijdstructuur, door eerder in te zetten op het vergroten van porties dan op het voorzien van extra maaltijden om aan de toegenomen honger tegemoet te komen (bij deze jongere zullen vaak 3 hoofdmaaltijden en 3 tussendoortjes per dag nodig zijn om aan de behoefte te voldoen).
  • Leer het kind of de adolescent omgaan met voedselverleidingen en onevenwichtige snacks (d.w.z. snoep, chips, koekjes, suikerhoudende dranken):
    • Op lange termijn is het zinvoller om kinderen te leren omgaan met deze verleidingen, dan om ze er volledig van af te schermen. Snoep, chips, frisdrank, … verbieden maakt deze voedingsmiddelen alleen maar aantrekkelijker. In studies worden restrictieve ouderlijke voedingspraktijken in verband gebracht met een hogere snackinname bij kinderen [121].
      • Kinderen kunnen leren dat deze extraatjes horen bij speciale gelegenheden en dat ze niet in overvloed moeten gegeten worden.
      • De ouder kan model staan voor het leren omgaan met voedselverleidingen, door bv. zichzelf ook geen restricties op te leggen, maar op een evenwichtige manier met voedselverleidingen om te gaan.
    • Het helpt ook om de calorierijke snacks uit het zicht te bewaren, en niet te veel verschillende soorten in huis te halen. De beschikbaarheid van onevenwichtige snacks wordt in verband gebracht met een hogere inname ervan [121].
Van honger tot verzadiging

Satter beschrijft in onderstaande tabel typische subjectieve ervaringen van honger, eetlust en verzadiging. Deze tabel kan helpen ter ondersteuning bij educatie rond honger en verzadiging.

Tabel 20: Subjectieve ervaringen met signalen rond voedselregulatie, in relatie tot het Eetcompetentiemodel van Satter [28]