Screening en kennismaking
Een uitgebreid diëtistisch onderzoek vindt meestal (volledig of gedeeltelijk) plaats tijdens een volgende consultatie. Tijdens de eerste consultatie wordt vooral kennisgemaakt, ingevoegd, worden algemene gegevens verzameld, de hulpvraag besproken en wordt veel uitleg gegeven. De nadruk ligt enerzijds op een eerste triage of de jongere (en de ouder) met zijn/haar hulpvraag bij de diëtist terecht kan, en anderzijds op het opbouwen van een goede therapeutische relatie, waarin er sprake is van wederzijds vertrouwen en respect. Rekening houdend met de nood aan autonomie van kinderen en adolescenten is het belangrijk om tijdens de screeningsfase tijd te maken voor uitleg en afstemming rond wat gaat gebeuren in dit en volgende gesprekken.
Soms gebeurt deze screening en kennismaking al (gedeeltelijk) telefonisch, waardoor in het eerste gesprek al sneller wordt overgegaan naar het uitgebreider diëtistisch onderzoek.
Kennismaking en invoegen
In het eerste gesprek worden de jongere en de ouders verwelkomd en wordt ingevoegd. De diëtist onthaalt de jonge cliënt op een warme en open manier, als persoon in volle groei. Er wordt ingevoegd bij de beleving van het kind of de adolescent (en de ouder) en contact gemaakt met de jongere zelf, niet met het probleem.
“Ook al zou een kind door zijn context benoemd worden als ‘gewichtsprobleem’, hij of zij ís geen gewichtsprobleem.”
Invoegen
- Verwelkom de jonge cliënt bij de (voor)naam en spreek hem/haar aan als expert in zijn/haar eigen leven.
- Maak, indien mogelijk, contact met waar het kind of de adolescent mee bezig is.
- Hoe ziet een doorsnee dag eruit?
- Bij wie leeft de jongere?
- Wat doet de jongere overdag? In de vrije tijd ‘s avonds? In het weekend?
- Tracht in te zoomen op de groei op vele terreinen (Hoe gaat het groeiproces op fysiek, psychologisch, en sociaal vlak?).
- Kijk breder dan het probleem en maak contact met facetten die goed gaan (versterkend werken). De moeilijkheden van het kind kunnen gezien worden als leerkansen, voor een kind dat voorheen ook al heel wat zelf kon oplossen.
Je voorstellen als diëtist
Als onderdeel van de kennismaking, licht de diëtist toe wat een diëtistische begeleiding kan omvatten, welke visie wordt gehanteerd en hoe dit concreet in zijn werk gaat. Een suggestie om zich voor te stellen als diëtist:
“Ik stel me aan de het kind of de jongere voor als een persoon die veel weet over een gezonde leefstijl, om goed te kunnen groeien en fit te zijn, en waarbij er niets verboden is.”
Administratieve gegevens
Tegelijk verzamelt de diëtist in het eerste gesprek enkele algemene administratieve gegevens:
- algemene persoonsgegevens (naam, contactgegevens, leeftijd);
- verwijsgegevens:
- door wie is het kind of de adolescent doorverwezen?
(eigen initiatief, CLB, Kind & Gezin, arts, …);
- de reden van verwijzing;
- contactgegevens huisarts, andere betrokken hulpverleners;
- gewicht(sevolutie) en lengte.
Toestemming vragen voor gegevensuitwisseling
Samen met het kind of de adolescent en de ouders wordt het zorgnetwerk (hulpverleners, CLB, …) in kaart gebracht en wordt expliciete toestemming gevraagd voor gegevensuitwisseling met de betrokken partners. Deze toestemming kan best vastgelegd worden via een standaardformulier, dat ondertekend wordt door de ouders (of andere relevante naasten). Bij het gebruik van softwarepakketten die gekoppeld zijn aan eHealth, kan de cliënt in één keer geïnformeerde toestemming geven voor het gebruik en uitwisseling van gegevens door alle betrokken zorgverleners. Meer informatie hieromtrent is terug te vinden op de website van de Vlaamse overheid.
Exploratie hulpvraag
Klachten van het kind of de adolescent kunnen heel divers zijn, en hebben mogelijk niets te maken met eten of gewicht. Neem ook deze klachten serieus, vermijd om bepaalde klachten terug te brengen tot problemen op vlak van eten en gewicht.
In de praktijk blijkt ook dat de hulpvraag die de jonge cliënt zelf formuleert, kan verschillen van de hulpvraag van de omgeving (bv. de ouders).
“Wanneer de jonge cliënt/ouders zich bij jou aanmelden, verken dan samen met hen hun hulpvraag. Bepaal een gezamenlijke agenda: “Waar willen we het vandaag over hebben?”. Vertrek van hoe opgroeien gaat: Focus eerst rond het functioneren in het algemeen, en kom dan bij deelthema’s: “Zijn er ook vragen rond voeding of eetgedrag?”
ICE
Probeer zicht te krijgen op de ideeën (Ideas), bezorgdheden (Concerns) en verwachtingen van de jonge cliënt (Expectancies) (vaak afgekort met het acroniem ICE) [24]. Als leidraad hierbij kan de diëtist trachten om een antwoord te bekomen op volgende vragen [25]:
- Welke ideeën heeft de jongere:
- Waar heeft de jongere last van ?
- Waarvoor wenst de jongere hulp?
- Hoe moet deze hulp eruit zien?
- Welke bezorgdheden heeft de jongere over zijn probleem of over de aanpak van zijn probleem? Waarom?
- Zijn er verwachtingen (wat de jongere wil) aanwezig voor wat betreft behandeling?
“De jongere en de ouders wensen vaak in korte tijd veel gewicht te verliezen, terwijl meestal gestreefd wordt naar gewichtsbehoud.”
Niet stigmatiseren
Kies voor een neutrale en niet stigmatiserende taal en bejegening
Het maatschappelijk beeld over hoe we er ‘uit’ zien heeft een sterke invloed op de gezondheid en het welzijn van ons allemaal. Zorgfiguren (ouders, leerkrachten) en hulpverleners hebben vaak zelf een (voor)oordeel over lichte of zwaardere mensen: er wordt bijvoorbeeld vanuit gegaan dat iemand met een afwijkend lichaamsgewicht per definitie een ongezonde leefstijl heeft, niet gemotiveerd is tot een gezonde leefstijl, en zelf de volle verantwoordelijkheid draagt voor het afwijkend gewicht. Dergelijke stigma’s rond lichaamsgewicht zijn niet alleen fout, ze hebben ook een enorme impact op de gezondheid van mensen, en vormen een barrière voor de behandeling. Stigmatisering zorgt ervoor dat velen van ons zich heel snel ‘te dik’ voelen, en dat kinderen, adolescenten en volwassenen met overgewicht en obesitas zich schamen en van het ene dieet naar het andere springen. Zo ontstaat een vicieuze cirkel, want dit lijngedrag brengt hen net verder van een gezond gewicht.
Bewustwording van eigen vooroordelen als hulpverlener is de sleutel. Meestal zit stigmatisering in kleine onbewuste dingen. Bijvoorbeeld, hebben de stoelen in de wachtkamer zijleuningen waardoor niet elke persoon erin kan plaatsnemen? Doen de magazines in de wachtkamer geloven dat we moeten afvallen via dieetadviezen en gefotoshopte beelden van ‘perfecte’ modellen? Stigmatisering sluipt ook in hoe we communiceren. Ontdek meer over het subtiele stigma en hoe je hiermee kan omgaan als hulpverlener in deze fiche.
Enkele tips
- vertrek vanuit het groeiverhaal van de jonge cliënt, niet vanuit lichaamsgewicht of uiterlijk;
- benadruk de complexiteit van invloeden op de ontwikkeling van obesitas;
- kijk kritisch naar het slankheidsideaal en dieethypes;
- stimuleer een positief lichaamsbeeld en goed welbevinden;
- focus op een gezonde leefstijl;
- stimuleer via je taal goede zelfzorg: “Wat heeft je lichaam nodig?”;
- gebruik person-first taal: ‘een kind met overgewicht’ i.p.v. ‘het dikke of obese kind’;
- geef positieve boodschappen rond rolmodellen die ‘een maatje meer’ hebben;
- gebruik geen taal die schuldgevoelens kan geven;
- vermijd taal die focust op het uiterlijk, zoals de termen ‘dun’ en ‘dik’.
Het is niet evident om de juiste woorden te vinden om overgewicht en leefstijlveranderingen ter sprake te brengen, maar dit blijkt wel de sleutel naar duurzame gezondheidswinst.
Tips voor ouders vind je in de fiche ‘Praten over eten en gewicht met je kind’
Meer informatie over stigmatisering.
Therapeutische relatie
Voor motivatie-experten is de therapeutische relatie de essentie om te komen tot gedragsverandering:
- Miller & Rollnick pleiten voor het expliciteren van gelijkwaardigheid in de relatie (de hulpverlener als thema-expert en de cliënt als expert in zijn eigen leven). Werken aan gedragsverandering vraagt een stevige relatieopbouw als basis (engagement), met nadien overleg rond behandeldoelen. Weerstand voelen is volgens Miller een signaal van ‘wrijving’ tussen beiden en roept op tot teruggaan in het proces. Dit kan betekenen dat er moet heroverlegd worden rond behandeldoelen of dat er zelfs nog verder wordt teruggaan en terug geïnvesteerd wordt in relatieopbouw [26].
- Voor Ryan en Deci staan in een goede therapeutische relatie het versterken van autonomie, verbondenheid en competentie bij de cliënt voorop. Het ondersteunen van maximale zelfbepaling van de cliënt i.v.m. zijn behandelproces, het onvoorwaardelijk blijven supporteren voor de cliënt, en het concretiseren van tussenstappen zijn belangrijke ingrediënten [12, 23].
- Prochaska en DiClemente concretiseren hoe de therapeutische bejegening mee kan evolueren met de verschillende motivatiestadia [27]:
- Voor cliënten in de precontemplatiefase reageert de therapeut als een ‘zorgende ouder’.
- Voor cliënten in de contemplatiefase is hij/zij een ‘Socratische leraar’ die de cliënt aanmoedigt om inzicht te krijgen in zijn eigen situatie.
- In de preparatiefase treedt de therapeut op als een ervaren coach die de cliënt coacht bij zijn eigen plan en ook zelf een actieplan kan voorleggen.
- Zodra de cliënt de transitie naar de actie- en onderhoudsfase maakt, wordt de therapeut een consultant die beschikbaar is voor advies en steun wanneer er zich problemen voordoen.
Ook de Amerikaanse diëtiste Ellyn Satter, auteur van het eetcompetentiemodel (zie evenwichtig eetgedrag) benadrukt het belang van een goede therapeutische relatie bij het geven van voedingseducatie [28]. Satter stelt het volgende [28]
“Iemands eetgewoonten zijn zeer persoonlijk en privé. Als een cliënt met jou als diëtist de intieme details van zijn voedingsgewoonten deelt, loopt die het risico op kritiek en schaamte – maar ook op steun en bewondering. Accepteer en steun je cliënten; bekritiseer of ondermijn ze niet. Je waardering zal je waarde verhogen, je in een positie brengen waarin je behulpzaam kunt zijn, en de kans vergroten dat je cliënten jouw hulp bij het voedingsgebeuren zullen accepteren.”
Hou daarnaast ook rekening met de ontwikkelingsfase van de jonge cliënt. De betrokkenheid van de ouders of steunfiguren bij het behandelproces is essentieel. De diëtist zorgt voor het ontstaan van een duurzame therapeutische relatie met de jongere én met de ouders én, indien nodig, met andere steunfiguren. Meer informatie over het betrekken van ouders en steunfiguren: zie hoofdstuk samenwerking met naasten.
Eerste hulpaanbod formuleren
Formuleer een eerste hulpaanbod, rekening houdend met de verwijzing, de hulpvraag en de eigen mogelijkheden. De diëtist beslist in deze fase of hij/zij de begeleiding zelf kan voortzetten of behandeling in een andere zorgsetting (bv. residentiële setting) of doorverwijzing naar andere hulpverleners aangewezen is (zie Wanneer doorverwijzen naar de residentiële setting?).