Samenwerken met naasten

Bij kinderen en adolescenten met overgewicht en obesitas wordt de betrokkenheid van naasten aanbevolen. Ouders, familieleden en andere zorg- of steunfiguren vormen belangrijke partners in de zorg voor de jongere [ 5, 6, 7, 8, 9, 14, 107, 108, 140]. Naast het verstrekken van relevante informatie die helpt bij het stellen van de diëtistische diagnose en de opmaak van het behandelplan, kunnen naasten ook een actieve rol opnemen bij de behandeling. Belangrijk hierbij is om rekening te houden met de noden van de naasten en ook de draagkracht van het gezin, aangezien de zorg voor een kind of adolescent met overgewicht of obesitas soms een grote druk kan leggen op het gezin [142].

Wie betrekken?

Vanaf welke leeftijd wordt de jongere zelf betrokken?

De leeftijdsgroep van 1 tot 18-jarigen omvat een zeer breed spectrum, waarbij er grote verschillen optreden in begripsniveau, zelfstandigheid, maturiteit en beslissingsbekwaamheid van de jongere. In de geraadpleegde behandelrichtlijnen is er consensus over het belang van het betrekken van de familie bij de behandeling, maar een gouden standaard over de leeftijdsgrens vanaf wanneer het kind een actieve rol opneemt in de behandeling is er niet. Evenmin zijn er richtlijnen over het al dan niet aanwezig zijn van de jongere/ouders tijdens de consultatie.

In de praktijk worden consultaties bij zeer jonge kinderen hoofdzakelijk gericht op de ouders, die volledig instaan voor de zorg van het kind. Naarmate het kind ouder wordt en het begripsniveau en de maturiteit toeneemt, neemt ook de betrokkenheid tijdens de consultaties toe. Vanaf adolescentenleeftijd richt het gesprek zich hoofdzakelijk tot de jongere, waarbij de ouder op regelmatige tijdstippen betrokken wordt en op de hoogte blijft (indien de jongere hiermee akkoord gaat). Onderstaande figuur geeft dit visueel weer.

Figuur 3: suggesties rond interacties met kind/ouders tijdens de consultatie (overgenomen van [9])

Welke naasten worden betrokken?

Vraag na bij de jongere (of de ouders) wie belangrijke personen en steunfiguren zijn in het leven van het kind of de adolescent en indien mogelijk, wie hij/zij graag wenst te betrekken in de zorg. Naast ouders kunnen nog andere personen een rol van betekenis spelen in het leven van kinderen en adolescenten. Denk daarbij aan: andere familieleden (broers, zussen, plusouders, pleegouders, grootouders, tantes, ooms, neven, nichten, meter, peter); personen uit de vriendengroep; personen uit de schoolcontext (leerkracht, klasgenoten, directie, zorgleraar, CLB); personen uit de vrijetijdscontext (sportclub, muziekschool, jeugdbeweging of andere verenigingen); personen uit de zorg (leefgroepbegeleiders, mede-zorggebruikers) [142].

Besteed bijzondere aandacht aan het bevragen van de voorkeuren van adolescenten (en jongvolwassenen), die soms sneller geneigd zijn om de betrokkenheid van naasten te weigeren. Ze bevinden zich in de overgang van jeugd naar volwassenheid waardoor ze soms verlangen naar autonomie en zelfbeslissingsrecht. Ze willen onafhankelijk zijn, maar zijn dikwijls nog financieel afhankelijk van hun ouders en/of hebben behoefte aan hun steun. Wees bedacht op dit dilemma, werk verbindend en stimuleer deze adolescenten om hun ouders te betrekken [142].

Hoe betrekken?

Eenmaal de belangrijke zorg- en steunfiguren in kaart zijn gebracht, worden ze betrokken doorheen het volledige begeleidingsproces. Het betrekken van deze naasten kan op verschillende manieren gebeuren: door hen te bejegenen, informatie te geven, te ondersteunen en met hen samen te werken [142].

Bejegening

Zorg voor een familievriendelijk klimaat, waarbij voldoende aandacht en tijd uitgaat naar het opbouwen van een vertrouwensrelatie met de naasten. Neem hierbij een niet-oordelende en empathische houding aan, waarbij gelijkwaardigheid centraal staat [142]. Besteed ook voldoende aandacht aan broers of zussen die niet op de voorgrond staan.

Een belangrijk aandachtspunt hierbij is het omgaan met diversiteit en culturele verschillen [142]. Families kunnen verschillen in opleidingsniveau, socio-economische status, cultuur, religie, enz., waardoor ook overtuigingen, opvattingen, percepties en gevoeligheden ten aanzien van overgewicht, leefstijl, eetgedrag, … kunnen verschillen. Probeer in te voegen bij de leefwereld van de jongeren en de naasten.

Informatie

De diëtist tracht naasten waar mogelijk en op regelmatige tijdstippen te betrekken bij de behandeling, bv. door na te vragen waar de naasten vragen rond hebben. Volgende thema’s kunnen het onderwerp vormen van (psycho-)educatie:  

  • Nieuwe inzichten in verband met overgewicht
    De bezorgdheid van ouders of zorgfiguren over het lichaamsgewicht van het kind kan een belangrijke risicofactor zijn voor controlerende voedingspraktijken. Psycho-educatie die gericht is op het beheersen en verlichten van de overmatige bezorgdheid over het lichaamsgewicht van het kind, kan de voedingspraktijken optimaliseren en bijdragen aan de gezondheid van het kind [99].
    • Kennen de naasten het verschil tussen gezond en normaal lichaamsgewicht? 
    • Zijn de naasten op de hoogte van de negatieve impact van lijngedrag?
    • Willen de naasten meer weten over hoe eetgedrag zich ontwikkelt? Onder andere smaak, voorkeur, portiegrootte, …
  • Educatie rond de regel van de gedeelde verantwoordelijkheid
  • Educatie over de bouwstenen van een gezonde leefstijl?
    • Willen ze meer weten over wat goede vaardigheden zijn in verband met eetgedrag?
    • Willen ze meer weten over leuk bewegen met het gezin? Fiche leuk bewegen
    • Willen ze weten hoe ze een positief lichaamsbeeld kunnen ondersteunen bij hun kind?
    • Willen ze meer weten over omgaan met emoties?
    • Willen ze meer weten over gezonde slaap?

Ook psycho-educatie i.v.m. herstel van gezinsfunctioneren en nieuwe communicatie aan de eettafel kan worden ingevoegd. Zo komt het soms voor dat ouders of andere zorgfiguren het eetgedrag in het bijzijn van hun kind uitvoerig bespreken. Dit kan schaamte- en schuldgevoelens bij het kind of de adolescent oproepen en wordt dus best vermeden.

Infofiche gezonde leefstijl ALLES – afwisselend eten – gezin

Eetcompetenties ondersteunen bij jongeren voor ouders.

Infofiche

– 1.0 MB

Infofiche gezonde leefstijl ALLES – lief zijn voor jezelf – gezin

Hoe ondersteun je als ouder het lichaamsbeeld van je kind?

Infofiche

– 361 KB

Infofiche gezonde leefstijl ALLES – omgaan met emoties – gezin

Hoe ondersteun je als ouder je kind in het omgaan met emoties?

Infofiche

– 894 KB

Infofiche motivatie – gezin

Je kind motiveren tot gedragsverandering.

Infofiche

– 740 KB

Infofiche groeiwijzer

Infofiche met samenvatting van het boek ‘Groeiwijzer’.

Infofiche

– 567 KB

Infofiche praten over eten en gewicht met je kind

,Praten over eten, uiterlijk en gewicht met je kind.

Infofiche

– 811 KB

Infofiche de mythe van lijnen

Waarom is lijnen of ‘op dieet gaan’ een mythe?

Infofiche

– 1.8 MB

Informatiepakket eetstoornissen – ouders

Informatiepakket voor ouders van een kind met een eetstoornis.

Tekst

– 2.4 MB

Toolbox eetstoornissen voor ouders

Voor alle ouders die ontdekken dat hun kind een eetstoornis heeft.

Toolbox

Bij het informeren is ook de manier van gespreksvoering belangrijk [142]:

  • Gebruik taal die aansluit bij de familie of naasten, vermijd het gebruik van zorgjargon of medische terminologie.
  • Zorg ervoor dat de wijze waarop de ouders en naasten informatie krijgen, rekening houdt met hun achtergrond (bv. opleidingsniveau, taal, cultuur, leeftijd, socio-economische-status) of andere bijzonder noden m.b.t. communicatie (auditieve of visuele problemen, beperkte cognitieve mogelijkheden, …).
  • Zorg indien mogelijk en wenselijk, voor vertaling. Toets de voorkeuren hieromtrent af met de betrokkenen.
  • Gebruik ondersteunende, niet onderrichtende taal.
  • Bied informatie aan op kindermaat, indien gewenst.

Ondersteuning

De diëtist maakt tijd vrij om met familie en naasten een gesprek te voeren over de impact van het overgewicht van het kind of de adolescent op hun leven en de moeilijkheden en zorgen die zij ervaren in het bijstaan van de jongere. Er wordt stilgestaan bij de inspanningen die naasten leveren, met de nodige interesse en respect [142].

Er wordt nagegaan welke behoeften de naasten hebben op het vlak van ondersteuning: emotionele steun, financiële steun, administratieve hulp, praktische hulp (bv. hulp bij het huishouden, hulp bij het opvoeden, hulp bij het vinden van informatie, …) [142]. Wanneer dit nodig blijkt, wordt doorverwezen:

  • Naar psycholoog of pedagoog: sowieso als ouders zelf aangeven dat ze graag voor zichzelf wat extra ondersteuning invoegen i.v.m. opvoedingsvaardigheden, wanneer ouders een steuntje kunnen gebruiken bij hun eigen self- en bodytalk, of wanneer ze hulp vragen bij het herstellen van de veilige haven thuis, waar jongeren kunnen leren omgaan met het uiten van emoties. Er kan hierbij gedacht worden aan de eerstelijnspsychologische functie in de eigen eerstelijnszone.
  • Naar sociaal werker: bij financiële, administratieve en praktische bezorgdheden. Er kan gedacht worden aan de sociaal werker van het OCMW, van de mutualiteit, of de buurtwerker.

Samenwerken

De naasten kunnen, indien mogelijk, een actieve rol opnemen in de behandeling van het kind of de adolescent. Deze rol wordt onder meer bepaald door de leeftijd, maturiteit en begripsniveau van het kind (zie Vanaf welke leeftijd wordt de jongere zelf betrokken?), de relatie van de naasten met de jongere en de concrete behandeldoelen. Bij zeer jonge kinderen is de behandeling hoofdzakelijk gericht op de ouders of andere zorgfiguren. Dit impliceert automatisch een zeer nauwe betrokkenheid. Ook bij oudere kinderen of adolescenten kunnen zorgfiguren een actieve rol aannemen.  

Zorgfiguren hebben door hun gedragingen en hun interacties met het kind of de adolescent een sterke invloed op de fysieke, cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling en dus ook op het eetgedrag van de jongere. Dit kan een directe invloed zijn, door pogingen om het eetgedrag te sturen, maar ook indirect, door het voorbeeld dat zorgfiguren zelf stellen (modeling) [39].

Het is dan ook essentieel dat zorgfiguren betrokken worden in het behandelplan en de behandeling mee uitdragen. Maak bij voorkeur met alle partijen samen heldere afspraken en een taakverdeling, die vervat zitten in het behandelplan op maat en in concrete behandeldoelen. Evalueer op regelmatige tijdstippen de gemaakte afspraken.

Probeer waar mogelijk de eigen kracht van de context te benoemen. Waar mogelijk kan je de eigen kracht ook versterken: vragen naar wat vroeger werkte en wat al geprobeerd is, geeft vaak perspectieven. Maar vraag ook naar wat goed gaat in het gezin en in de interactie tussen kind en gezin, en probeer dit verder te versterken.