Eetproblemen, eetstoornissen en gewichtsproblemen in de huisartsenpraktijk

Als huisarts ben je de centrale zorgfiguur voor je patiënt. Gezien je langdurige relatie met je patiënt, ben je zowel de zorgverlener bij uitstek om signalen op te merken van eetproblemen of gewichtsproblemen, als de vertrouwenspersoon bij vragen rond eten en gewicht van patiënten. Je speelt dus een rol binnen preventie en vroegdetectie, maar je bent ook onmisbaar voor de medische opvolging tijdens de behandeling, en voor de opvolging en terugvalpreventie na een actieve behandelfase. De informatie op onze website is erop gericht om jou in deze verschillende rollen te ondersteunen.   

Basiskennis eetproblemen, eetstoornissen en gewichtsproblemen

Alle basiskennis over eetproblemen, eetstoornissen en gewichtsproblemen kan je vinden in het stappenplan basiskennis eetstoornissen en gewichtsproblemen. Er is ook een stappenplan basiskennis specifiek bij kinderen.

Stappenplan basiskennis eetstoornissen en gewichtsproblemen

Hier vind je het algemene stappenplan met basiskennis rond eetstoornissen en gewichtsproblemen.

Stappenplan

Stappenplan basiskennis eetstoornissen en gewichtsproblemen kinderen

Hier vind je het algemene stappenplan met basiskennis rond eetstoornissen en gewichtsproblemen.

Stappenplan

Preventie van eetproblemen en gewichtsproblemen 

Bij elke patiënt kan je inzetten op gezonde leefstijl. Hierbij hebben we niet alleen aandacht voor eetgedrag en beweging, maar ook voor een positief lichaamsbeeld, slapen, en emotieregulatie. Onze infopagina en infofiches rond gezonde leefstijl zijn handvatten voor jou én (de context van) de patiënt.   Daarnaast is het belangrijk om doordacht te communiceren over gewicht en in te zetten op dekstigmatisering. Dat begint bij een visieverschuiving rond de maakbaarheid van gewicht, zich bewust worden van eigen opvattingen en vooroordelen, en hoe deze je taal en gedrag kunnen beïnvloeden.  Je kan hier meer over lezen op de infopagina communicatie en stigma.

Vroegdetectie en vroeginterventie

Signalen herkennen

Voor vroegdetectie is het belangrijk om kennis en aandacht te hebben voor risicofactoren en signalen die kunnen wijzen op eetproblemen of gewichtsproblemen. Bij kinderen is gewichtsopvolging van bijzondere waarde. 

Het stappenplan basiskennis eetstoornissen en gewichtsproblemen kinderen en basiskennis eetstoornissen en gewichtsproblemen volwassenen bieden uitgebreide info rond deze thema’s.  

Beginnende eetproblemen 

Bij personen met overgewicht die weinig gezondheidsproblemen ondervinden, kan de huisarts leefstijladvies geven ter preventie van verdere gezondheidsproblemen. Voor vragen rond eten, gewicht, uiterlijk en beginnende eetproblemen, biedt het stappenplan eetproblemen en eetstoornissen voor eerstelijn handvatten in het ondersteunen van/begeleiden naar normaal ontwikkelend eetgedrag. Het boek Groeiwijzer en bijhorende fiche helpt groeivragen rond eten en gewicht van ouders beantwoorden. 

Medische opvolging  

Stappenplannen specifiek voor de huisarts

Stappenplan eetproblemen en eetstoornissen – Huisarts

Hier vind je het stappenplan voor de huisarts rond eetstoornissen bij jongeren en volwassenen.

Stappenplan

Stappenplan overgewicht kinderen – Huisarts

Stappenplan overgewicht kinderen – huisarts

Stappenplan

Stappenplan overgewicht volwassenen – Huisarts

Stappenplan voor de huisarts rond overgewicht bij volwassenen.

Stappenplan

Eetstoornissen

De huisarts heeft heel wat kennis rond de lichamelijk gevolgen van eetstoornissen en kan het medisch risico mee opvolgen. Dit omvat zowel een goede diagnostiek, ernstinschatting, als medische opvolging tijdens en na de behandeling. Het stappenplan eetproblemen en eetstoornissen voor huisartsen biedt praktische handvaten. 

Gewichtsproblemen

Bij patiënten met overgewicht, helpt de EOSS(-P) je om een inschatting te maken rond de ernst en zorgnoden bij (kinderen met) overgewicht. Het stappenplan basiskennis eetstoornissen en gewichtsproblemen kinderen geeft praktische informatie rond diagnostiek en opvolging bij kinderen met overgewicht; het stappenplan overgewicht bij volwassenen voor huisartsen ondersteunt je bij de diagnostiek en opvolging van volwassenen met overgewicht. 

Terugvalpreventie 

Bij terugvalpreventie ondersteun je je patiënt om het herstel vast te houden. Je kadert periodes van herval en terugval. Je bent aandachtig voor periodes van verhoogde stress in het leven van je patiënt, die terugval kunnen triggeren, en verwijst door naar geschikte hulp wanneer extra ondersteuning nodig is. Je vindt handvatten in de verschillende stappenplannen. Verwijsadressen vind je via onze verwijshulp. 

Samenwerking

In de zorg voor personen met eetproblemen en gewichtsproblemen werk je ook samen met andere zorgverleners (psycholoog/psychiater, kinesitherapeut…) en met de context van de patiënt.  Raadpleeg de verwijstool voor verwijsadressen van gespecialiseerde zorgverleners in je regio.

Datum laatste aanpassing: 12 september 2023

Materiaal voor de huisarts

Materialen waarmee je aan de slag kunt over thema eetstoornissen en eetproblemen.

Flowchart ‘Eetstoornissen in de praktijk – huisarts’

Flowchart bij stappenplan eetstoornissen voor de huisarts.

Flowchart

– 1,63GB

Flowchart overgewicht behandeling – huisarts

Flowchart rond de behandeling van overgewicht en obesitas.

Flowchart

– 1,63GB

Stappenplan eetproblemen en eetstoornissen – Huisarts

Hier vind je het stappenplan voor de huisarts rond eetstoornissen bij jongeren en volwassenen.

Stappenplan

Stappenplan overgewicht kinderen – Huisarts

Stappenplan overgewicht kinderen – huisarts

Stappenplan

Stappenplan overgewicht volwassenen – Huisarts

Stappenplan voor de huisarts rond overgewicht bij volwassenen.

Stappenplan

Tekst overgewicht beweging kinderen – huisarts en kinderarts

Beweging bij kinderen: handvatten voor de huis- en kinderarts

Tekst

– 1,63GB

Vraag en antwoord voor de huisarts

Wat zijn de kenmerken van een eetstoornis?  arrow

Een eetstoornis heeft verschillende componenten. Verstoord eetgedrag staat centraal, maar er is ook impact op lichamelijk en psychosociaal welzijn. Meestal is er een negatief lichaamsbeeld, een wens om slank te zijn en is gewicht erg belangrijk in de manier waarop je naar jezelf kijkt. Personen met een eetstoornis kunnen zich meer en meer gaan terugtrekken van sociale activiteiten.  Ook kan er door het eetprobleem een gewichtsprobleem ontstaan (overgewicht en ondergewicht zijn mogelijk). Daarnaast kunnen er medische problemen optreden door ondervoeding, purgeergedrag en/of eetbuien.  
 
Meer info  
Info rond eetproblemen en eetstoornissen 
 

Hoe kan een eetstoornis opgespoord worden en welk testmateriaal bestaat er?   arrow

Er zijn verschillende elementen in de detectie van eetstoornissen.  
Een hulpverlener die alert wil zijn voor een eetstoornis bij een patiënt, heeft een goede kennis nodig van symptomen, en risico- en beschermende factoren. Zo kan bij een persoon die verhoogd risico loopt, of in kader van een algemeen psychiatrisch basisonderzoek, een screeningsvragenlijst afgenomen worden. De SCOFF en de ESP zijn voorbeelden van screeningsvragenlijsten.  

Bij een vermoeden van een eetstoornis, zullen de verschillende domeinen van een eetstoornis in kaart gebracht worden, zoals gewichtsgeschiedenis, verstoord eet- en beweeggedrag, lichaamsbeeld, gedragingen om het gewicht onder controle te proberen houden zoals purgeergedrag en lichamelijke klachten.  

Om een diagnose te stellen, is een gestructureerd klinisch interview de “gouden standaard”, zoals de SCID die de verschillende DSM-5 symptomen van een eetstoornis bevraagt. Daarnaast zijn er heel wat vragenlijsten die kunnen helpen om een beeld te vormen van de symptomen, en van andere klachten die personen met een eetstoornis kunnen hebben (denk aan angst, depressie).   
 
Meer info
Infofiche Eetstoornissen – Signalen van een (beginnende) eetstoornis 
Infofiche Eetproblemen en gewichtsproblemen – risicoprofiel 
Screeningsvragenlijsten   
Domeinen van een eetstoornis   
Testmateriaal

Hoe kan ik vermijden dat ik stigmatiseer als hulpverlener? arrow

Interventies bij hulpverleners die inzetten op empathie en kennisverhoging rond (diversiteit in) oorzaken en (beperkte) “controleerbaarheid” van gewicht, hebben een gunstige impact op destigmatisering  Verder kan de EOSS(-P) kan hulpverleners ondersteunen in het kijken naar en praten over obesitas. Daarnaast zijn heel wat handvatten voor de-stigmatisering van eet- en gewichtsproblemen (en psychische problemen) te vinden in technieken binnen motiverende gesprekvoering: de patiënt benaderen als persoon in al zijn facetten en niet als “stoornis”; toestemming vragen om het gewicht te bespreken; negatieve termen zoals “dik” en “mager” vermijden; aansluiten bij de nood aan autonomie, verbondenheid en competentie van de patiënt. 

De bevinding dat stigmatisering prevalent is onder hulpverleners, zelfs onder zij die veel ervaring hebben met de doelgroep, roept ons allen op om onze eigen mogelijke vooroordelen onder de loep te nemen. Stigmatisering zit ook in “kleine” dingen: modemagazines met enkel slanke modellen en stoelen met smalle armleuningen in de wachtkamer, weeg- of onderzoeksmateriaal dat niet afgestemd is op personen met obesitas, minder tijd besteden aan de consultatie, en minder alternatieve hypotheses onderzoeken bij gezondheidsklachten van personen met een gewichtsprobleem. Kleine aanpassingen kunnen een groot verschil maken in de zorgkwaliteit.   

Enkele handvatten om een steunende, niet-beoordelende omgeving te scheppen: 

  • Pas de gespreksprincipes toe van motiverende gespreksvoering 
  • Bedenk dat patiënten negatieve ervaringen ten opzichte van hun gewicht gehad kunnen hebben bij andere hulpverleners en benader patiënten tactvol. 
  • Erken de complexe etiologie van obesitas en communiceer dit met collega’s en patiënten om het stereotype te vermijden dat obesitas te wijten is aan een gebrek aan wilskracht. 
  • Exploreer alle oorzaken van de overgewicht, niet enkel eet- en beweeggedrag. 
  • Erken dat veel patiënten al herhaaldelijk geprobeerd hebben om af te vallen. 
  • Benadruk gedragsveranderingen eerder dan enkel het getal op de weegschaal. 
  • Erken de moeilijkheid van het doorvoeren van leefstijlveranderingen. 
  • Erken dat kleine veranderingen in gewicht (5 à 10%) kunnen resulteren in significante gezondheidsvoordelen. 
  • Creëer een steunende omgeving bijvoorbeeld door gepaste stoelen (stevig, zonder armleuning) en materiaal te voorzien in de praktijkruimte. 

Check ook de infofiche Niet-stigmatiserend praten over eten en gewicht voor hulpverleners.

Waarom stellen we gezondheidswinst voorop als behandeldoel bij overgewicht, eerder dan gewichtsverlies? arrow

Meer factoren dan het huidig eet- en beweeggedrag hebben een invloed op iemands gewicht. Een persoon met overgewicht kan een gezonde leefstijl hebben (net zoals een persoon zonder overgewicht een ongezonde leefstijl kan hebben).  De “maakbaarheid” van ons gewicht is beperkter dan de maatschappij ons doet geloven. Als we advies geven zonder een grondige inschatting van de factoren die een rol spelen in het ontstaan en behoud van overgewicht bij een individu, kunnen we gedrag uitlokken dat contraproductief werkt (bv. streng lijngedrag). Een gezonde leefstijl brengt een verbetering met zich mee in metabole gezondheid, ook als de behandeling niet resulteert in gewichtsverlies. 

Meer info vind je in het stappenplannen per discipline:

Waarom focussen op gezonde leefstijl en ontspannen omgaan met eten? arrow

Bij preventie en behandeling van eetstoornissen en gewichtsproblemen ligt de focus op een gezonde leefstijl en ontspannen omgaan met eten. We vatten ontspannen omgaan met eten samen met de term ‘eetcompetentie’.  

  • Ontspannen eten
  • Voldoende eten
  • Gevarieerd eten
  • Luisteren naar honger en verzadigingssignalen

Dus waarom de nadruk op eetcompetenties en een gezonde leefstijl? Wat is er mis met een focus op afvallen? Het risico bestaat dat mensen met overgewicht een negatief lichaamsbeeld ontwikkelen. En ongezonde methodes gebruiken om hun gewicht te verminderen. Dit kan het risico op verstoord eetgedrag verhogen (bv. eetbuien). 
 
Bijvoorbeeld, iemand start de dag vol motivatie om minder (of niet) te eten. Zin in eten en honger bouwt op doorheen de dag. Na een drukke werkdag komt deze persoon uitgehongerd thuis. Drukte en stress zorgen voor minder zelfcontrole later op de dag, dit is volledig normaal. Alle remmen gaan los, al het eten moet op. Daarna volgen negatieve gevoelens, alsof deze persoon sterker had moeten zijn. Maar uiteraard heeft het lichaam voedsel en zelfzorg nodig om goed te kunnen functioneren. Een gezonde leefstijl en ontspannen omgaan met eten vormt de basis voor een goede gezondheid. 
Bovendien tonen studies aan dat streng lijngedrag (voedingsmiddelen van het menu schrappen, weinig eten, maaltijden overslaan) niet effectief is op lange termijn. Wie snel afvalt, komt ook snel terug bij. Inderdaad, het jojo-effect bestaat. Velen wegen uiteindelijk méér dan voor de afvalpoging. Zo blijft de vicieuze cirkel draaien. 
 
Gewicht is minder controleerbaar dan we willen geloven. Maar een gezonde leefstijl en ontspannen omgaan met eten is een vaardigheid die mensen kunnen aanleren. Daarom kiezen we voor een aanpak die op lange termijn zorgt voor een goede gezondheid, op mentaal en lichamelijk vlak. Deze aanpak kan ook, in een rustig tempo, enkele kilo’s verschil geven op de weegschaal. Maar ook zonder gewichtsverlies kunnen de meeste mensen zo een betere gezondheid bereiken.  
 
Meer info  
Risico’s van lijnen  
Infofiche Gezonde leefstijl ALLES – overzicht 
Infofiche Gezonde leefstijl ALLES – Afwisselend eten 

Is preventief informatie geven over eetstoornissen effectief om ze te voorkomen? arrow

Interventies die enkel focussen op de gevaren van eetstoornissen hebben geen preventief effect. Bovendien zijn er heel wat bezorgdheden rond deze aanpak: informeren over de kenmerken van eetstoornissen kan kwetsbare jongeren ‘op ideeën brengen’ en het kan verstoord gedrag normaliseren. Ook is de adolescentie een periode waarin aandacht zoeken een normaal ontwikkelingsthema is. Dit maakt het heel belangrijk om niet enkel probleemgedrag onder de aandacht te brengen, maar vooral te focussen op gezonde groeithema’s. Hoewel er tot heden weinig rechtstreeks bewijs is dat informatie geven over de risico’s van eetstoornissen schadelijke effecten heeft, moet er toch heel voorzichtig omgesprongen worden met het informeren van jongeren rond gevaarlijke methoden om gewicht te verliezen. Onderzoek toont ook dat preventieprogramma’s die psycho-educatie rond eetstoornissen bevatten, minder effectief zijn.

Wat dan wel?
Zet in op een gezonde leefstijl.

Is preventief informatie geven over de gevaren van overgewicht effectief om gewichtsproblemen te voorkomen? arrow

Interventies die enkel focussen op de risico’s van overgewicht kunnen schadelijke effecten hebben.  Ze zijn stigmatiserend, kunnen lichaamsontevredenheid uitlokken, en kunnen aanzetten tot ongezonde gewichtscontrolestrategieën. Te eenzijdige focus op gewicht is bij de preventie (en aanpak) van overgewicht en obesitas te vermijden. Het bevorderen van een gezonde leefstijl, met inbegrip van gezond en evenwichtig eten, plezierige fysieke activiteiten op maat en een gezond lichaamsbeeld zijn te verkiezen uitgangspunten. Gezond eetgedrag is veel ruimer dan de ‘juiste’ voedingsmiddelen eten, het gaat over een regelmatig eetpatroon waarbij gevarieerd wordt gegeten binnen verhoudingen die in lijn zijn met de voedingsaanbevelingen (bv. van de voedingsdriehoek). Hierbij bestaat een ontspannen houding tegenover eten en bewegen (zie eetcompetentie).  Het halen van de doelstellingen op vlak van gewicht aan de hand van ongezonde methoden moet ten zeerste worden ontmoedigd (bv. maaltijden overslaan, restrictieve diëten op vlak van calorieën of het weglaten van bepaalde voedingsgroepen, extreem bewegen…). (zie pagina de risico’s van lijnen). 

Hoe communiceer je dan wel best rond eten en gewicht?
Je vindt info en handvatten op de infopagina rond Stigmatisering en communicatie

Waarom lopen personen met autisme verhoogd risico op eetproblemen en –eetstoornissen? arrow

Eetproblemen bij kinderen met ASS zijn vaak gelinkt aan een strak prototype rond hoe voedsel eruit moet zien, of aan atypische prikkelgevoeligheid, inclusief voedselprikkels zoals geur, smaak en textuur van voedsel. Heel wat kinderen met ASS vertonen dan ook een verhoogde neofobie en zijn erg selectief of kieskeurig in het voedsel dat ze aanvaarden.   

ASS (en ASS-trekken) worden ook gelinkt aan anorexia nervosa. ASS komt vaker voor bij (volwassen) patiënten met eetstoornissen. ASS lijkt een rol te spelen in therapieresistentie. Een comorbiditeit die al op jongere leeftijd aanwezig is, zorgt ervoor dat de eetstoornis blijft bestaan, waardoor bij volwassen patiënten een beduidend hogere prevalentie van ASS wordt gevonden bij patiënten met AN. ASS wordt dan ook gelinkt aan langdurige eetstoornissen.

Wat is er zo eigen aan het werken met personen met een eetstoornis? arrow

In het stappenplan voor je discipline gaan we dieper in op deze vraag.

Voor de diëtist: stappenplan Eetstoornissen voor diëtisten vind je antwoord op deze vraag.
Voor de psycholoog/orthopedagoog: stappenplan Eetproblemen en eetstoornissen voor psychologen en CGG

Wat is typisch per leeftijdsfase i.v.m. eetgedrag?  arrow

Het boek Groeiwijzer en bijhorende infofiche met samenvatting geeft handvaten voor elke leeftijdsgroep. 

  • Peuters en kleuters mag je ‘verleiden’ om te proeven: Zij hebben vaak angst voor nieuw, vreemd eten. Je kan ze helpen door eten herhaald aan te bieden en uit te nodigen om van alles te proeven. Meestal hebben kleuters een goed ingebouwd kompas, ze kunnen goed hun eigen energiebehoeften reguleren en aanvoelen of ze (nog) honger hebben.  
  • Lagereschoolkinderen mag je goede gewoonten leren: zij hebben al wat minder angst voor ‘nieuw’ eten, maar eten vaker vanuit externe prikkels (bv. eten dat lekker ruikt of er lekker uitziet). Het is de leeftijd om goede eetgewoonten te leren, bouw ontbijt in als iets vanzelfsprekends en leer hun dat er tussen de maaltijden (en vaste tussendoortjes) niet wordt gegeten.  
  • Jongeren komen in een sterke groeifase. Het is voor hen een uitdaging om hun veranderende energiebehoefte te leren kennen. Ook hun lichaam verandert sterk van vorm. Help ze om mild en zorgend te zijn voor hun lichaam, verwijs ze naar wat hun lichaam allemaal voor hen doet.  

Tip: Hou rekening met de levensfase waarin iemand zich bevindt vooraleer je rode vlaggen hijst. 

Meer info vind je op de infopagina Eetgedrag in ontwikkeling

Wie loopt risico om overgewicht te ontwikkelen? arrow

Er zijn verschillende factoren die het risico op overgewicht bepalen. 

  • Genetische verschillen
  • Medische aandoeningen
  • Medicatiegebruik
  • Leefstijl

Een gezonde leefstijl is meer dan ‘gezonde’ voeding eten en veel bewegen. Het gaat ook over op regelmatige tijdstippen eten, minder lang stilzitten, voldoende slapen, rust en ontspanning inbouwen, ons goed voelen in ons eigen lichaam, onze omgang met alcohol en medicatie… Bovendien zijn extremen nooit goed: té gezond, té actief…. Ontspannen omgaan met eten en bewegen is ook belangrijk om gezond te blijven.  
 
Ook zijn er heel wat omstandigheden die het moeilijk kunnen maken om een gezonde leefstijl op te bouwen of vast te houden. Zo bepaalt onze eetstijl mee ons eetgedrag: Sommige personen voelen zich vaak angstig of verdrietig en zoeken troost in eten. Anderen voelen meer verleiding door lekkere smaken en geuren die op ons afgestuurd worden, zoals in de winkel, via reclame, op feestjes, …  
 
Soms proberen mensen krampachtig op hun voeding te letten, en krijgen net daardoor verstoord eetgedrag en een hoger gewicht.  
 
Meer en meer wijst men ook op het belang van de context waarin we leven: sommige personen leven in gezinnen waar dringende bezorgdheden de overhand halen op doelen rond leefstijl, bijvoorbeeld in gezinnen waar er veel stress is, door persoonlijke of economische omstandigheden.  Ook onze fysieke leefomgeving kan het makkelijker maken om gezond te leven of net moeilijker. Woon je bijvoorbeeld in een groene omgeving waar je naar hartelust kan wandelen en veilig kan fietsen, of in een drukke stad? 
 

Wat is het belang van bijsturen van medicatie na bariatrie? arrow

Het lichaam verwerkt medicatie anders na bariatrische chirurgie. Daarom is het bijsturen van medicatie na bariatrie belangrijk.  
Sommige medicatie is oplosbaar in een zure omgeving zoals de maag. Andere medicatie lost op in een basische omgeving zoals de dunne darm. Afhankelijk van het type medicatie en de aard van de ingreep zal de werkzaamheid variëren. Bij lipofiele medicatie, waarbij samen met de verminderde vetmassa na bariatrie ook de halfwaardetijd vermindert, is er risico op toxiciteit als de dosis hetzelfde blijft.  
 
Er gebeurt veel onderzoek naar de effecten van medicatie na bariatrie: 

  • Tricyclische antidepressiva en SSRI’s werken minder goed. En depressieve klachten kunnen toenemen.
  • Hormonale anticonceptie (bv. “de pil”) werkt minder goed. Een barrièremethode (bv. condoom) is dan een veiligere bescherming tegen zwangerschap. 
  • De werking van metformine bij diabetes type 2 heeft een verhoogde werking.  
  • NSAID’s (ontstekingsremmers) verhogen het risico op maagzweren bij mensen die bariatrie ondergaan.  

Wanneer het lichaam de medicatie minder goed absorbeert na een malabsorptie-ingreep, geef je frequentere kleine dosissen dan langwerkende varianten.  
 
Meer info  
Info rond bariatrische heelkunde 

Heel wat patiënten zijn bang voor opname. Wat helpt om die drempel te verminderen? arrow

Een opname wordt vaak gezien als laatste kans of noodmaatregel. Dat is het niet. Een opname kan tijdelijk deel uitmaken van het behandeltraject.  

Er kunnen momenten zijn dat een opname het meest verantwoord en minst risicovol is. Verder wordt opname niet enkel overwogen vanuit medische redenen, maar ook om de patiënt of het gezin een periode tot rust te laten komen of om de betrokkene een duwtje in de rug te geven. Onderdompelen in een ‘bad’ van behandeling kan snelle verandering geven.   

Heel wat ambulante behandelaars maken vooraf afspraken rond wanneer opname aangewezen is. Dit betekent dat de patiënt en het gezin op de hoogte zijn van de redenen tot opname en mee verantwoordelijkheid dragen deze stap te zetten wanneer de situatie het vraagt.   
 
Ook hier blijven de klassieke ingrediënten van motivatie belangrijk: 

  • Uitleg geven waarom deze stap nodig is. 
  • Waar mogelijk keuze geven in behandelcentra. 
  • Betrokken blijven, de hulpverleningsrelatie hoeft niet te stoppen door de opname. Na de opname kan ambulante begeleiding verdergaan. 

Moet een patiënt met een eetstoornis en ondergewicht eerst bijkomen voor psychotherapie kan starten? arrow

Ernstig ondergewicht kan gepaard gaan met meer striktheid en een afgevlakte stemming. Dit kan het werken rond de oorzaken van de eetstoornis moeilijker maken in therapie. 
Toch zijn psychotherapie en werken aan gewicht geen aparte stukjes. Bij de behandeling van een eetstoornis wordt zowel gewerkt rond een gezond gewicht als rond oorzaken en factoren die de eetstoornis in stand houden. Motiverend werken aan de angst voor toename in gewicht is ook een psychologisch aspect van de behandeling.
 
Meer info  
Behandelaspecten en zorg op maat bij eetstoornissen 

Wanneer vermindert de zwelling van speekselklieren en gezicht? arrow

Normaal verdwijnt de zwelling van de speekselklieren een week na het stoppen met braken en eetbuien. Dit kan soms langer duren. Let echter op: na het stoppen van braken kan zich tijdelijk een vochtophoping voordoen (oedeem) in het gelaat ’s morgens bij het opstaan. ’s Avonds kan dit bij de benen opduiken. Dit heeft te maken met een verandering in de vochtbalans van het lichaam. Door het regelmatig braken (of laxeren) is er vochtverlies opgetreden zodat het lichaam daarna veel water opslorpt om het evenwicht te herstellen. Daarom kan het gewicht hierdoor in enkele dagen sterk toenemen, maar dat verdwijnt meestal spontaan.  
 
Neem zeker geen vochtafdrijvende middelen. Bij ernstig of blijvend oedeem kan de huisarts aanraden om enige tijd de vochtinname te beperken en een zoutarme voeding te nemen. De huisarts volgt dan ook de bloedwaarden op (bv. natrium en kalium).   
 
 Meer info 
Infofiche Eetstoornissen – Psycho-educatie rond herstel – huisarts

Wat als menstruaties niet terugkeren na een ruime periode van gewichtsherstel? arrow

Het uitblijven van menstruaties kan verschillende redenen hebben:  

  • Het gewicht kan toch nog te laag zijn; bij jongeren moeten we rekening houden met nog verdere groei, en los van de leeftijd speelt ook de BMI vóór de eetstoornis een rol;   
  • Mogelijk is er nog een onregelmatig of eenzijdig eetpatroon;  
  • Mogelijk is er teveel aan sport of fysieke inspanning;   
  • Ook psychische stressfactoren kunnen een rol spelen.  

Naast deze inschatting van onderhoudende factoren van het uitblijven van de menstruatie, kan de arts of gynaecoloog een hormoononderzoek uitvoeren en nagaan of er in de eierstokken enige activiteit op gang komt. 

Wat is het gewichtsdoel bij een eetstoornis met ondergewicht? arrow

Dat is geen exacte wetenschap. Het is belangrijk dat de patiënt een gewicht bereikt dat terug binnen de gezonde grens ligt. Dus bij volwassenen zou je naar BMI 20 kunnen streven. Maar als de BMI voor de eetstoornis hoger lag, kan het doel hoger liggen. Er wordt ook voorgesteld om een range te geven van enkele kilo’s waarbinnen het gewicht ligt dat men wil bereiken, in plaats van een specifiek getal.

Bij jongeren is het belangrijk dat de normale groei en ontwikkeling  zich herstelt. Daarom houdt het gewichtsdoel rekening met de  groeicurven  (gewicht, lengte, BMI) vóór de eetstoornis, de leeftijd waarop de  puberteit  startte, en het huidige stadium van de puberteit. Verder is het belangrijk om bij jongeren die nog groeien het gewichtsdoel regelmatig aan te passen (elke 3 à 6 maanden).   
 
Ter vergelijking: sommige bronnen raden voor hormonaal herstel een BMI-percentiel tussen p14 en p39  aan. Terwijl anderen spreken over een BMI-percentiel tussen  p13 en p30.  
Aanvullend is het belangrijk om bij jongeren die nog groeien het gewichtsdoel regelmatig aan te passen (elke 3 à 6 maanden).  
 
Meer info  
Medische opvolging van eetstoornissen – herstel van eetgedrag en gewicht
Voor de huisarts: het stappenplan Eetproblemen en eetstoornissen voor huisartsen 

Vanaf welk BMI is opname nodig bij een eetstoornis? arrow

Hoewel de BMI een belangrijke parameter is, houdt de behandelaar ook rekening met de snelheid en manier van gewichtsverlies. 
 
Voorbeeld
Iemand kan lang op BMI 16 staan en enig evenwicht bereikt hebben. Dit is minder risicovol dan iemand die op BMI 16 terecht is gekomen door heel snel te vermageren.  
Bovendien verhoogt purgeergedrag (braken, laxeer- of plasmiddelen gebruiken) het risico, los van gewicht.  
 
In de praktijk  
Iemand met BMI lager dan 16 krijgt vaak het advies om fysieke inspanningen te beperken (sport, fietsen, turnen)  
BMI 15 is vaak een ondergrens voor ambulante therapie (of percentiel 30 bij onvolgroeide jongeren).  
Maar BMI en lichamelijke gezondheid zijn niet de enige factoren die meespelen in een opname. 
 
Meer info  
Infofiche Eetstoornissen – Zorg op maat en ernstinschatting 
Stappenplan Eetproblemen en eetstoornissen voor huisartsen 

Bestaat er iets om dikkere speekselklieren weg te krijgen bij boulimia nervosa? arrow

Het zwellen van de speekselklieren bij een eetstoornis is bekend. Het is een meestal pijnloze verdikking te merken of voelen voor beide oren of aan de onderkaak. Het is meestal gekoppeld aan het braken.  Als het braken stopt, verdwijnt de zwelling langzaam en meestal volledig. Een specifiek medicijn bestaat niet.  

Vorming voor de huisarts

Relevante vormingen bij het thema eetstoornissen en eetproblemen.

Webinar begeleiden van eetstoornissen in de huisartspraktijk

Hulplijn

Verwijstool voor zorgverleners

Als zorgverlener kan je de verwijstool voor gespecialiseerde zorg bij eet- en gewichtsproblemen raadplegen. Neem contact op met ons of de provinciale zorgpunten eetstoornissen voor advies en ondersteuning bij behandeling of doorverwijzing.

Verwijslijn eetproblemen

Ben je op zoek naar hulp voor een eetprobleem? Maak je je zorgen? Contacteer ons vrijblijvend voor zorgverleners in je buurt op de verwijslijn eetproblemen.

secretariaat@eetexpert.be of 0480 60 64 20

Advieslijn voor preventie, beleid en pers

Contacteer ons voor advies bij beleidswerk, wetenschappelijk onderzoek, zorgorganisatie, communicatie of persvragen. Laat je inspireren door onze handige toolbox voor mediamakers.