Wat zijn eetproblemen en eetstoornissen? Sommige mensen haperen ergens doorheen hun groeiproces. Een eetprobleem is een verstoring van gezond eetgedrag, waardoor eten niet meer ontspannen of natuurlijk verloopt. Een eetstoornis bevat niet alleen een eetprobleem (en dus verstoord eetgedrag), maar ook problemen op andere levensdomeinen.
Heel wat mensen maken wel eens een tijdelijke hapering door in het eetgedrag. Vaak kan je deze verandering begrijpen vanuit de ontwikkelingsfase of situatie waarin iemand zich bevindt. Schommelingen in de hoeveelheid die je eet zijn normaal, en eigen aan de normale ontwikkeling van eetgedrag (zie ook infopagina eetgedrag in ontwikkeling).
Voorbeelden van normale haperingen:
Een voedingsprobleem gaat over moeilijkheden in de ontwikkeling van bepaalde eetvaardigheden bij jonge kinderen, vaak in interactie met de context van het jonge kind. Een klassiek voedingsprobleem bij jonge kinderen is selectief of kieskeurig eten.
Een eetprobleem is een verstoring in het eetgedrag dat wat langer duurt. Het gaat niet meer om een ‘normale’ hapering in het eetgedrag. Het eetgedrag verloopt gespannen. Het eetprobleem concentreert zich vooral aan tafel en tijdens de eetmomenten, maar heeft geen invloed op de activiteiten in de tijd buiten het tafelen.
Mogelijke signalen van een eetprobleem:
Een eet- of voedingsprobleem kan op zichzelf staan, maar kan ook kaderen binnen een eetstoornis of een voedingsstoornis.
Hieronder staan verschillende voedings- en eetproblemen beschreven die zich kunnen voordoen bij kinderen, jongeren en volwassenen. Het is belangrijk om elk van deze problemen te kaderen binnen het totaalbeeld van een persoon (zie ook infopagina eetgedrag in ontwikkeling).
Als gezond eetpatroon wordt aanbevolen: drie hoofdmaaltijden per dag en twee tot drie tussendoortjes. Frequenter eten, tussen de maaltijden door, zal er vaak toe leiden dat de eetlust vermindert, zodat je minder eet minder tijdens de maaltijden. Omdat dit meestal de gelegenheid is waarop groenten en fruit op het menu staan, zal tussendoor eten ten nadele van een gezond voedingspatroon zijn. Kinderen drinken bovendien geregeld tussendoor frisdrank of gesuikerde melkdranken, wat ook zal leiden tot vermindering van de eetlust.
Te snel of te traag eten is relatief. Wanneer het kind en de ouders hiervan zelf geen hinder ondervinden, is er eigenlijk geen probleem.
Te snel eten kan echter leiden tot verteringsongemakken of tot overeten, aangezien het een twintigtal minuten duurt vooraleer het verzadigingssignaal optreedt. Dit kan ook kaderen binnen een eetbui en dus een signaal zijn van een eetprobleem.
Te traag eten kan een teken zijn van verschillende, al dan niet ernstige eetproblemen. Algemeen kan men stellen dat een maaltijd niet langer mag duren dan 30 minuten. Wanneer het te traag eten sporadisch voorkomt, is het waarschijnlijk eerder een kwestie van ‘niet lusten’. Bij een kind dat systematisch te traag eet kan men denken aan voedselweigering of slikproblemen.
Met snoepen bedoelen we het eten of drinken van voedingsmiddelen die men lekker vindt, maar die behoren tot de restgroep van de voedingsdriehoek en dus niet noodzakelijk zijn voor een gezonde voeding (chocolade, cola, chips…). Snoepen mag met mate. Voor kinderen is het een goede gewoonte om snoepen enkel toe te laten in bepaalde situaties of in bijzondere omstandigheden, zoals in het weekend of op een feestje. Het is dus niet eenduidig vast te leggen wanneer iemand te veel snoept. Men zou kunnen stellen dat wanneer de eetlust erdoor vermindert, er sprake is van te veel snoepen. Dit kan uiteraard ook leiden tot gewichtstoename.
(Jonge) kinderen met sensorische voedselaversie (SVA) accepteren slechts één of enkele type(n) van voedingsmiddelen ondanks allerlei goedbedoelde inspanningen van zorgfiguren. Het aanbieden van nieuwe producten levert (extreme) spanning, angst en verzet op bij het kind. Het gaat hierbij om een constante weigering van voedsel met een specifieke smaak, textuur, temperatuur, geur of uitzicht. De weigering uit zich in het gezichten trekken, kokhalzen, braken of uitspuwen van het aversieve voedsel. Deze kinderen hebben doorgaans ook andere sensorische overgevoeligheden. Het gaat hier veel verder dan de ontwikkelingsgerelateerde neofobie, die een hoogtepunt kent rond de leeftijd van 1,5 tot 2 jaar, vaak nog in sterke mate aanwezig blijft in de kleutertijd en geleidelijk afneemt bij lagereschoolkinderen. Sensorische voedselaversie komt vaker voor bij kinderen met autisme (ASS).
Meer uitgediepte informatie kan je vinden in het stappenplan basiskennis eetstoornissen en gewichtsproblemen kinderen.
Eetstoornissen zijn syndromen en bevatten dus verschillende componenten, waarbij verstoord eetgedrag centraal staat. Zo is er bij een eetstoornis niet alleen sprake van een aanhoudende verstoring in het eetgedrag die leidt tot gewijzigde voedselopname (een eetprobleem), maar ook
Het afwijkend eetgedrag is wel het meest opvallende kenmerk (hoewel niet steeds observeerbaar), maar mag geen gevolg zijn van een lichamelijke aandoening of een psychose.
Een eetstoornis kan zich uiten in een gewichtsprobleem, maar dat is niet noodzakelijk zo. Sommige eetproblemen en eetstoornissen hebben geen zichtbaar effect op het gewicht. De afwezigheid van een gewichtsprobleem wil dus niet per definitie zeggen dat er geen eetprobleem is. Bovendien is het zo dat een uitspraak doen over het gewicht, slechts over één dimensie gaat. Bij een eetstoornis zijn meerdere dimensies betrokken.
Hieronder volgt een vrije vertaling van de DSM-5 categorieën van voedings- en eetstoornissen. Anorexia nervosa, boulimia nervosa en eetbuistoornis komen vaker voor vanaf de adolescentie. Pica, ruminatiestoornis en vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis zijn diagnoses die voornamelijk bij kinderen voorkomen.
Een persoon kan in de loop van de tijd evolueren van het ene naar het andere type eetstoornis, zeker als het gaat over AN, BN en BED. Maar de basisproblematiek blijft vaak dezelfde, ook al veranderen de uiterlijke kenmerken. Eetstoornissen moeten dan ook als een samenhangend geheel worden beschouwd: we spreken daarom van een spectrum van eetstoornissen.
Ongeveer 1% van de Belgen boven 18 jaar lijdt ooit aan anorexia nervosa, met een hogere prevalentie bij tienermeisjes en jongvolwassen vrouwen (14-20 jaar). In DSM-5 worden volgende criteria opgesomd om te zien of iemand voldoet aan de diagnose ‘anorexia nervosa’ (vrije vertaling van de Engelstalige criteria):
Er worden 2 types onderscheiden, namelijk het eetbuien/purgerende type, waarbij er sprake is van eetbuien en purgeergedrag (bv. zelfopgewekt braken, misbruik van laxeermiddelen, misbruik van diuretica) en het restrictieve type, waarbij eetbuien en purgeergedrag niet voorkwamen de voorbije 3 maanden, en het ondergewicht voornamelijk gecreëerd wordt door lijnen, vasten en overmatige lichaamsbeweging.
Ongeveer 1% van de Belgen boven 18 jaar lijdt ooit aan boulimia nervosa, en de stoornis treedt meestal voor het eerst op tussen 16 en 25 jaar. De stoornis komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. In de DSM-5 worden volgende criteria onderscheiden (vrije vertaling):
Eten in een afgebakende periode (bijvoorbeeld 2 uur) van een heel grote hoeveelheid voedsel, terwijl er lichamelijk geen honger is. De eetbui gebeurt meestal stiekem, iemand wil alleen eten door schaamte over hoeveel men eet
Iemand die een eetbui heeft, ervaart een gevoel van controleverlies over het eten gedurende die episode. Het eten gebeurt sneller dan gewoonlijk (schrokken), totdat er een onaangenaam vol gevoel optreedt.
Deze groep eetstoornissen (ook bekend als “binge eating disorder‟) vertoont enige overlap met boulimia nervosa. Patiënten met deze eetstoornis hebben alle kenmerken van boulimia nervosa wat eetbuien betreft, maar compenseren niet. Ook de wens om slank(er) te zijn delen ze met andere eetstoornissen. De eetbuistoornis gaat vaak gepaard met overgewicht/obesitas.
Sinds kort wordt de eetbuistoornis als een afgebakende eetstoornis gedefinieerd. De DSM-5 lijst naast anorexia nervosa en boulimia nervosa ook voor deze groep specifieke criteria op:
Deze stoornis was voordien de ‘voedingsstoornis tijdens de zuigelingenleeftijd of vroege kindertijd’. De criteria werden uitgebreid, en ook volwassenen kunnen deze diagnose krijgen, maar de diagnose wordt vaker gesteld bij kinderen. De criteria zijn:
A-typische Anorexia Nervosa, Boulimia Nervosa met lage frequentie en/of van beperkte duur, Purgeerstoornis, Eetbuistoornis met lage frequentie en/of van beperkte duur en Nachtelijk eetsyndroom vallen onder de categorie ‘andere gespecificeerde voedings- of eetstoornis’. Ze worden gekenmerkt door een deel van de symptomen van Anorexia Nervosa, Boulimia Nervosa of de Eetbuistoornis, en werden vroeger geplaatst binnen de categorie ‘Eetstoornis Niet Anderszins Omschreven’.
Het klinische beeld hoeft echter niet minder ernstig te zijn. In een aantal gevallen kan een dergelijke eetstoornis zich ontwikkelen tot een volledig beeld van de klassieke eetstoornissen. Enkele voorbeelden:
Is het herhaald eten van stoffen die niet eetbaar zijn en dit gedurende een periode van minstens een maand, waarbij het eten van deze stoffen niet past bij het ontwikkelingsniveau (dit komt vrij vaak voor bij kinderen tussen 18 en 36 maanden, maar wordt daarna steeds zeldzamer). Daarom wordt de leeftijd van 2 jaar als minimumleeftijd voorgesteld voor de diagnose. Het gedrag maakt geen deel uit van culturele of sociale gebruiken. Wanneer het gedrag samen voorkomt met andere mentale stoornissen (bv. ASS) of medische condities (bv. zwangerschap), is het ernstig genoeg om aparte klinische aandacht te vereisen. Pica komt vaak voor in combinatie met mentale stoornissen die geassocieerd zijn met beperkingen in het functioneren.
Halfverteerd voedsel wordt herhaaldelijk en zonder inspanning uit de maag naar boven gewerkt, herkauwd en weer ingeslikt of uitgespuwd, in de afwezigheid van een gekende causale, organische stoornis (bv. gastro-oesofagale reflux). Het wordt dikwijls gerapporteerd bij kinderen met een ontwikkelingsachterstand, maar de diagnose kan het hele leven worden gesteld (bijvoorbeeld bij personen met een mentale beperking). Om de diagnose te stellen, moet dit gedrag zich minstens een maand voordoen. Het gedrag past niet uitsluitend binnen het verloop van Anorexia Nervosa, Boulimia Nervosa, de Eetbuistoornis, of de Vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis. Wanneer het gedrag samen voorkomt met een andere mentale stoornis (bv. intellectuele ontwikkelingsstoornis), is het ernstig genoeg om aparte klinische aandacht te vereisen.
Dit is een algemene diagnostische categorie die gebruikt wordt wanneer er onvoldoende informatie is om tot een betere diagnose te komen.
De prevalentie van eetstoornissen verschilt per leeftijd, geslacht en regio. Anorexia nervosa ontstaat doorgaans vroeg of halfweg in de adolescentie. Bij ongeveer 1/5 van de patiënten starten de symptomen tussen 10-14 jaar, bij ongeveer 1/2 van de patiënten vangt de stoornis aan tussen 15 en 19 jaar. Boulimia nervosa en de eetbuistoornis ontstaan vaker aan het einde van de adolescentie of bij jongvolwassenen, meestal tussen 16 en 25 jaar. De eetbuistoornis volgt het patroon van boulimia nervosa, maar kan ook al vóór de puberteit beginnen. Uit internationaal prevalentie-onderzoek blijkt dat anorexia nervosa en boulimia nervosa veel vaker voorkomen bij vrouwen, maar dat de geslachtsratio min of meer gelijk is als het gaat over eetbuien/de eetbuistoornis. Bij de kinderen jonger dan 12 jaar met anorexia nervosa komen relatief meer jongens voor dan op latere leeftijd, maar meisjes vormen nog steeds de grootste groep.
Een eetprobleem ontstaat niet door één oorzaak of risicofactor. Eetstoornissen ontwikkelen zich door een samenspel van persoonlijke en omgevingsfactoren.
Er zijn vijf kernfactoren die een rol spelen bij de ontwikkeling van een eetstoornis.
De twee belangrijkste risicofactoren zijn (1) veel bezig zijn met gewicht en lichaamsvormen en (2) negatief affect.
Deze factoren kunnen zowel leiden tot eetstoornissen als tot gewichtsproblemen. Zo wijst onderzoek op volgende gemeenschappelijke kernfactoren bij eetproblemen (eetbuien, compensatiegedrag inclusief purgeren) en overgewicht bij adolescenten.
De onderzoekers Fairburn, Cooper en Shafran ontwikkelden een transdiagnostische benadering van eetstoornissen, die verschillende soorten eetstoornissen (anorexia nervosa, boulimia nervosa) verklaart door te kijken naar de overeenkomsten tussen de verschillende eetstoornissen. Het is een typisch model binnen de eetstoornisliteratuur.
Het transdiagnostisch model vertrekt van een overwaardering van gewicht en lichaamsvormen in de zelfbeoordeling, met bijhorende attitudes en gedragingen. De meeste mensen beoordelen hun zelfwaarde aan de hand van verschillende domeinen (werk, relaties, hobby’s, sportieve vaardigheden…). Bij mensen met een eetstoornis is de zelfbeoordeling bijna exclusief gebaseerd op eetgewoonten, gewicht, of lichaamsvormen en de mogelijkheid om deze onder controle te houden. Dit gaat gepaard met gedachten en gedragingen die gefocust zijn op lijnen en gewichtsverlies. Dit extreme lijngedrag kan leiden tot het overschrijden van de eigen strenge dieetregels, wat geïnterpreteerd wordt als gebrek aan zelfcontrole en op zijn beurt kan leiden tot eetbuien. Hiervoor kan dan weer gecompenseerd worden door misbruik van laxeermiddelen, braken, overmatig bewegen…
Welke diagnose iemand krijgt hang af van de balans tussen lijngedrag, eetbuien en compensatiegedrag, die een impact heeft op het gewicht. De kernaspecten van psychopathologie worden dus gedeeld bij boulimia nervosa en anorexia nervosa, maar bij anorexia nervosa is er sprake van ondergewicht.
Datum laatste aanpassing: 18 november 2024
Alle basiskennis over eetproblemen, eetstoornissen en gewichtsproblemen kan je vinden in het stappenplan basiskennis eetstoornissen en gewichtsproblemen. Er is ook een stappenplan basiskennis specifiek bij kinderen.
In het ‘algemene’ stappenplan met basiskennis komen volgende thema’s komen aan bod:
Stappenplan basiskennis eetstoornissen en gewichtsproblemen
Hier vind je het algemene stappenplan met basiskennis rond eetstoornissen en gewichtsproblemen.
Stappenplan
Stappenplan basiskennis eetstoornissen en gewichtsproblemen kinderen
Hier vind je het algemene stappenplan met basiskennis rond eetstoornissen en gewichtsproblemen.
Stappenplan
Materialen waarmee je aan de slag kunt over thema eetstoornissen en eetproblemen.
Informatiepakket eetstoornissen – ouders
Informatiepakket voor ouders van een kind met een eetstoornis.
Tekst
– 2.4 MB
Infofiche eetstoornissen – boulimia nervosa oorzaken
Overzichtstabel rond de etiologie van boulimia nervosa.
Infofiche
– 676 KB
Infofiche eetstoornissen – signalen van een (beginnende) eetstoornis
Checklist signalen van een (beginnende) eetstoornis.
Infofiche
– 682 KB
Infofiche eetproblemen en gewichtsproblemen – risicoprofiel
Factoren die een risicoproces op gang kunnen brengen en beschermende factoren.
Infofiche
– 566 KB
Infofiche eetproblemen en eetstoornissen – klachten en signalen
Rechtstreekse en onrechtstreekse klachten bij eetproblemen en gewichtsproblemen.
Infofiche
– 676 KB
Infofiche eetstoornissen – anorexia nervosa oorzaken
Overzichtstabel rond de etiologie van anorexia nervosa.
Infofiche
– 680 KB
Wat zijn de kenmerken van een eetstoornis?
Een eetstoornis heeft verschillende componenten. Verstoord eetgedrag staat centraal, maar er is ook impact op lichamelijk en psychosociaal welzijn. Meestal is er een negatief lichaamsbeeld, een wens om slank te zijn en is gewicht erg belangrijk in de manier waarop je naar jezelf kijkt. Personen met een eetstoornis kunnen zich meer en meer gaan terugtrekken van sociale activiteiten. Ook kan er door het eetprobleem een gewichtsprobleem ontstaan (overgewicht en ondergewicht zijn mogelijk). Daarnaast kunnen er medische problemen optreden door ondervoeding, purgeergedrag en/of eetbuien.
Meer info
Info rond eetproblemen en eetstoornissen
Welke eetstoornissen bestaan er en hoe vaak komen ze voor?
Er zijn drie categorieën van eetstoornissen volgens de klassieke opdeling:
Bestaan er nog eetstoornissen?
Ja, er zijn ook andere diagnoses voor eetstoornissen en eetproblemen. Vermijdende-restrictieve voedselinname stoornis (ARFID), bijvoorbeeld. Dit zijn mensen die eenzijdig eten of weinig lusten, waardoor ze in de problemen komen. Ook is er bijvoorbeeld de andere gespecificeerde eetstoornis, zoals purgeerstoornis.
In België ontwikkelt ongeveer 1% van de volwassenen ooit anorexia nervosa, 1% boulimia nervosa en 1,5% een eetbuistoornis. De eetbuistoornis komt dus het vaakst voor. De leeftijd waarop de eetstoornis meestal begint, verschilt per categorie. AN ontwikkelt zich meestal in de vroege adolescentie, BN in de late adolescentie, en BED in de jong volwassenheid.
Meer info
Eetproblemen en eetstoornissen
Gewichtsproblemen
Cijferpagina
Heeft iemand die weinig lust maar niet wil afvallen, ook een eetstoornis?
Iemand die weinig lust maar niet wil afvallen, kan een eetstoornis hebben. Maar dit is niet altijd zo.
Als iemand eenzijdig of weinig eet, kan dat verschillende oorzaken hebben:
De voedselvermijding kan de groei en gezondheid onder druk zetten, en kan psychosociale gevolgen hebben (bv. depressieve gevoelens, niet meer deel kunnen nemen aan bepaalde sociale activiteiten). Dan kan de diagnose ‘vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis’ (een eetstoornis) van toepassing zijn.
Kunnen personen met een goed zelfbeeld ook vatbaar zijn voor eetstoornissen?
Een positief zelfbeeld is een beschermende factor voor het ontwikkelen van een eetstoornis. Dit betekent dat een positief zelfbeeld de invloed van risicofactoren kan verminderen.
Maar net zoals er niet één oorzaak is, is er ook niet één grote beschermende factor die iedereen kan beschermen. Andere beschermende factoren zijn onder andere mediaweerbaarheid en goede sociale relaties.
Meer info
Risico- en beschermende factoren bij eetstoornissen
Is perfectionisme de oorzaak van eetstoornissen?
Personen die perfectionistisch zijn, kunnen kwetsbaarder zijn om een eetstoornis te ontwikkelen. Toch zit deze link complex in elkaar. Je kan een vrij gezonde vorm en dosis perfectionisme hebben, maar ook een ongezonde vorm van perfectionisme.
Maar wat is perfectionisme, en wanneer wordt het schadelijk? Iemand die perfectionistisch is, stelt hoge doelen voor zichzelf. Op zich is dit geen slechte eigenschap. Want duidelijke doelen opstellen voor jezelf kan motiverend werken.
Maar wanneer je zelfbeeld afhankelijk is van je succes, kan je in de problemen komen. Dan ga je jezelf kritisch beoordelen als je je doel niet bereikt. Of zelfs wanneer je dat doel niet ‘perfect’ hebt bereikt. Zo kan je angst krijgen om fouten te maken en constant twijfelen of je wel genoeg doet om je hoge doelen te bereiken.
We spreken van positief perfectionisme wanneer het gericht is op het bereiken van doelen en daarvoor beloond te worden. Dit gedrag is gemotiveerd door prestatiegerichtheid.
En we spreken van negatief perfectionisme als het bedoeld is om verwachte negatieve situaties te vermijden. Dit is gedrag vanuit faalangst en angst om negatief beoordeeld te worden.
In het onderzoek is nog te weinig onderscheid gemaakt tussen deze vormen van perfectionisme en hun mogelijk verband met de ontwikkeling van eetstoornissen.
Meer info
Risico- en beschermende factoren bij eetstoornissen
Is een eetstoornis genetisch bepaald?
Er is een samenwerking tussen persoonskenmerken en omgevingskenmerken in de ontwikkeling van een eetstoornis, dus tussen kwetsbaarheden (die deels genetisch kunnen zijn) en stressoren uit de omgeving. Dit is zo bij de meeste stoornissen. Onze genen bepalen dus niet alles. Er kan genetisch wel een bepaalde kwetsbaarheid of gevoeligheid zijn.
Meer info
Risico- en beschermende factoren bij eetstoornissen
Heeft een eetstoornis invloed op je concentratie?
Bij langdurige anorexia nervosa met laag gewicht en ondervoeding kunnen neuropsychologische veranderingen optreden. Hoewel verder onderzoek nodig is rond wijzigingen in de hersenactiviteit, klagen patiënten met anorexia nervosa vaak over aandachts- en geheugenproblemen. Verder kan men vaak moeilijk omgaan met onzekerheden, is er een overmatige focus op details en weinig flexibiliteit in denken en doen. Je hersenen hebben ook voeding nodig, dus is een herstel van gezonde voeding en gewicht hier de aangewezen aanpak.
Hoe kan een eetstoornis zich ontwikkelen bij (top)sporters?
Bij sporters ontstaan eetproblemen en eetstoornissen meestal vanuit een focus op het verbeteren van de prestaties. Voeding speelt daarbij een belangrijke rol. Hierdoor is er binnen de sportomgeving een verhoogde aandacht voor eet- en drinkgewoonten. De sportcontext is daarenboven een competitieve omgeving. Het lichaam is de tool om prestaties te behalen. Hierdoor ligt er ook een grote focus op het lichaam. Heersende mythes zoals ‘the thinner is the winner’ en sport-specifieke gebruiken zoals lichaamsmetingen en wedstrijdgewicht kunnen bijgevolg leiden tot een preoccupatie bij de sporter rond gewicht en lichaamsvormen, en problemen in het lichaamsbeeld. Sporters zijn bovendien uit zichzelf vaak gedreven personen en gevoelig voor perfectionisme. Dit maakt hen goede sporters, maar dit zijn eveneens eigenschappen die hen vatbaarder maken voor het ontwikkelen van eetproblemen.
Tot slot kunnen eetproblemen ook onbedoeld optreden bij sporters door onvoldoende kennis over toereikende voeding. Een tekort aan voedingsstoffen en energie, kan het eetgedrag in de war brengen en leiden tot RED-S of een eetstoornis. Opgroeiende adolescente sporters zijn extra kwetsbaar voor het ontwikkelen van energietekorten en bijgevolg eetproblemen. Wanneer de groeispurt samengaat met een verhoogd aantal trainingsuren en onvoldoende kennis over de nieuwe voedingsnoden, lopen jonge sporters risico voor een energietekort.
Klassieke risicofactoren die vaak sterker aanwezig zijn binnen de sportwereld:
Sport-specifieke risicofactoren eigen aan de (competitieve) sportomgeving:
Meer info
Setting pagina In de sport
Wat is het verschil tussen eetstoornissen bij mannen en vrouwen?
De gelijkenissen zijn talrijker dan de verschillen. Compensatiegedrag bij mannen uit zich vaker in extreem sporten. Lichaamsontevredenheid bij mannen gaat vaak over gespierder willen zijn, en dat vertaalt zich ook in de symptomen van de eetstoornis. Maar dezelfde diagnoses komen voor bij mannen en vrouwen, en dezelfde risicofactoren spelen een rol. In verhouding is er veel meer wetenschappelijk onderzoek naar eetstoornissen bij meisjes en vrouwen (een steekproef van een studie bestaat vaak enkel of grotendeels uit meisjes), waardoor vergelijkingsmateriaal beperkt is. Er is nood aan meer onderzoek bij jongens en mannen, en dit kan misschien in de toekomst verschillen blootleggen die we nu nog niet kennen.
Daarbij zijn er ook geslachtsverschillen per eetstoornis. Zo komen AN en BN ongeveer 10 keer vaker voor bij meisjes. Maar de eetbuistoornis komt ongeveer dubbel zo vaak voor bij meisjes als bij jongens. Het geslachtsverschil is bij de eetbuistoornis dus minder groot.
Ook zien we bij kinderen met een eetprobleem (bv. AN met een vroege aanvangsleeftijd) niet zo’n opvallend verschil tussen jongens en meisjes.
Meer info
Eetstoornissen bij jongens
Cijfers rond eetstoornissen
Wat als menstruaties niet terugkeren na een ruime periode van gewichtsherstel?
Het uitblijven van menstruaties kan verschillende redenen hebben:
Naast deze inschatting van onderhoudende factoren van het uitblijven van de menstruatie, kan de arts of gynaecoloog een hormoononderzoek uitvoeren en nagaan of er in de eierstokken enige activiteit op gang komt.
Wat is het gewichtsdoel bij een eetstoornis met ondergewicht?
Dat is geen exacte wetenschap. Het is belangrijk dat de patiënt een gewicht bereikt dat terug binnen de gezonde grens ligt. Dus bij volwassenen zou je naar BMI 20 kunnen streven. Maar als de BMI voor de eetstoornis hoger lag, kan het doel hoger liggen. Er wordt ook voorgesteld om een range te geven van enkele kilo’s waarbinnen het gewicht ligt dat men wil bereiken, in plaats van een specifiek getal.
Bij jongeren is het belangrijk dat de normale groei en ontwikkeling zich herstelt. Daarom houdt het gewichtsdoel rekening met de groeicurven (gewicht, lengte, BMI) vóór de eetstoornis, de leeftijd waarop de puberteit startte, en het huidige stadium van de puberteit. Verder is het belangrijk om bij jongeren die nog groeien het gewichtsdoel regelmatig aan te passen (elke 3 à 6 maanden).
Meer info
Medische opvolging van eetstoornissen – herstel van eetgedrag en gewicht
Voor de huisarts: het stappenplan Eetproblemen en eetstoornissen voor huisartsen
Vanaf welk BMI is opname nodig bij een eetstoornis?
Hoewel de BMI een belangrijke parameter is, houdt de behandelaar ook rekening met de snelheid en manier van gewichtsverlies.
Voorbeeld
Iemand kan lang op BMI 16 staan en enig evenwicht bereikt hebben. Dit is minder risicovol dan iemand die op BMI 16 terecht is gekomen door heel snel te vermageren.
Bovendien verhoogt purgeergedrag (braken, laxeer- of plasmiddelen gebruiken) het risico, los van gewicht.
In de praktijk
Iemand met BMI lager dan 16 krijgt vaak het advies om fysieke inspanningen te beperken (sport, fietsen, turnen)
BMI 15 is vaak een ondergrens voor ambulante therapie (of percentiel 30 bij onvolgroeide jongeren).
Maar BMI en lichamelijke gezondheid zijn niet de enige factoren die meespelen in een opname.
Meer info
Infofiche Eetstoornissen – Zorg op maat en ernstinschatting
Stappenplan Eetproblemen en eetstoornissen voor huisartsen
Bestaat er iets om dikkere speekselklieren weg te krijgen bij boulimia nervosa?
Het zwellen van de speekselklieren bij een eetstoornis is bekend. Het is een meestal pijnloze verdikking te merken of voelen voor beide oren of aan de onderkaak. Het is meestal gekoppeld aan het braken. Als het braken stopt, verdwijnt de zwelling langzaam en meestal volledig. Een specifiek medicijn bestaat niet.
Wanneer vermindert de zwelling van speekselklieren en gezicht?
Normaal verdwijnt de zwelling van de speekselklieren een week na het stoppen met braken en eetbuien. Dit kan soms langer duren. Let echter op: na het stoppen van braken kan zich tijdelijk een vochtophoping voordoen (oedeem) in het gelaat ’s morgens bij het opstaan. ’s Avonds kan dit bij de benen opduiken. Dit heeft te maken met een verandering in de vochtbalans van het lichaam. Door het regelmatig braken (of laxeren) is er vochtverlies opgetreden zodat het lichaam daarna veel water opslorpt om het evenwicht te herstellen. Daarom kan het gewicht hierdoor in enkele dagen sterk toenemen, maar dat verdwijnt meestal spontaan.
Neem zeker geen vochtafdrijvende middelen. Bij ernstig of blijvend oedeem kan de huisarts aanraden om enige tijd de vochtinname te beperken en een zoutarme voeding te nemen. De huisarts volgt dan ook de bloedwaarden op (bv. natrium en kalium).
Meer info
Infofiche Eetstoornissen – Psycho-educatie rond herstel – huisarts
Hier vind je belangrijke richtlijnen, aanbevelingen en Vlaams onderzoek rond eetproblemen en eetstoornissen terug. We updaten deze lijst regelmatig.
Ook in Vlaanderen werken heel wat onderzoekers rond eetstoornissen. Hieronder een voorproefje van het vele onderzoek dat verricht is:
Datum laatste aanpassing: 18 november 2024