Stappenplan eetstoornissen – huisarts
Dit stappenplan werd ontwikkeld ter ondersteuning van de huisarts bij de aanpak van eetstoornissen bij adolescenten en volwassenen.
Dit stappenplan werd ontwikkeld ter ondersteuning van de huisarts bij de aanpak van eetstoornissen bij adolescenten en volwassenen.
Welke lichamelijke gevolgen kunnen optreden bij ondervoeding (beperkte energie-inname zoals bij anorexia nervosa of ARFID)?
Ondervoeding heeft een aantal gevolgen die een (poging tot) aanpassing zijn van het lichaam aan de verminderde voedingstoestand, zoals een lagere bloeddruk, hartslag en lichaamstemperatuur. In principe zijn deze van voorbijgaande aard, als de voedingstoestand en het gewicht zich herstellen. Maar deze adaptatie kan ook falen, orgaansystemen kunnen onder druk komen te staan, het lichaam kan vatbaar worden voor infecties… Niet alleen de mate van ondergewicht maar ook de snelheid van gewichtsverlies speelt hierin een belangrijke rol. En bij een persoon met AN die ook purgeergedrag vertoont, zijn er bijkomende risico’s, gerelateerd aan elektrolytenverstoring, schade aan de slokdarm door het zure braaksel etc. Daarom geven richtlijnen ook handvatten om de ernst in te schatten van de medische gevolgen van een eetstoornis.
Hou ook in gedachten dat ook iemand die snel gewicht verloor, maar strikt genomen nog geen BMI heeft onder de normale range, ernstig ondervoed kan zijn. En dat iemand met een normaal gewicht of overgewicht en een selectief eetpatroon (bv. bij ARFID) tevens ondervoed kan zijn.
Daarnaast moet hervoeden ook met enige voorzichtigheid gebeuren, omdat een ondervoede patiënt tekorten heeft in verschillende elektrolyten die belangrijk zijn in de stofwisseling van koolhydraten (zoals fosfaat, magnesium, kalium). Daardoor kan een zeldzame maar gevaarlijke kettingreactie ontstaan (refeeding syndroom). Om dit te vermijden, is een ernstinschatting van de ondervoeding opnieuw op zijn plaats, met bijhorende handvatten voor de (snelheid van) calorie-opbouw, aanvullen van tekorten in het bloed, en frequentie van bloedcontroles.
Welke lichamelijke gevolgen kunnen optreden bij eetbuien?
Eetbuien kunnen onder meer gastro-intestinale klachten geven, zoals buikpijn en darmklachten, en kunnen op termijn gepaard gaan met (ernstige) gewichtstoename. Overgewicht en obesitas, bv. bij een eetbuistoornis, kunnen metabole gezondheidsproblemen in de hand werken of erger maken. Maar eetbuien zetten ook op zichzelf, zonder gewichtstoename, de metabole en cardiovasculaire gezondheid onder druk. Veel hangt ook af van welke voeding gegeten wordt tijdens een eetbui. Daarnaast zijn er ook een aantal hormonale processen die de eetbuien in stand kunnen houden.
Welke lichamelijke gevolgen kunnen optreden bij purgeergedrag (braken, misbruik laxativa en/of diuretica)
Alle vormen van purgeergedrag verstoren de elektrolytenhuishouding, en kunnen daardoor ook het hart onder druk zetten. Kalium is hierbij een belangrijke parameter om op te volgen.
Daarnaast zijn er verstoringen en risico’s die verband houden met de specifieke methode van purgeergedrag en gebruik van bepaalde middelen.
Hoe kan ik een eetstoornis detecteren?
Een eetstoornis detecteren doe je in de eerste plaats door alert te zijn voor signalen en bij groepen die verhoogd risico lopen. Denk eraan bij klachten die mogelijk eetstoornisgerelateerd zijn (bv. menstruatieproblemen, maag-darm-klachten, psychosociale problemen,…) en bij risicogroepen zoals jonge vrouwen, (top)sporters, personen met een eetstoornis of andere pathologie in de familie,…
Bij deze klachten/groepen kan je een eerste screening uitvoeren. Er bestaan korte screeningsinstrumenten voor de huisartsenpraktijk, de ESP en de SCOFF. Deze screening voer je uit bij eetstoornisgerelateerde aanmeldingsklachten, of bij bepaalde risicogroepen.
Bij een positieve screening is het belangrijk om een uitgebreidere anamnese te doen. Bevraag de leefstijl (met de verschillende componenten: A.L.L.E.S (Afwisselend eten, Leuk bewegen, Lief zijn voor jezelf, Emoties reguleren en Slapen) om de problematiek scherper te krijgen. Maak vooral ook onderscheid tussen bv. gezonde eetgewoonten versus verstoord eetgedrag, gezond beweeggedrag versus obsessief bewegen, gezond zelfbeeld versus verstoord zelfbeeld.
Hoe kan de anamnese verlopen bij een eetstoornis?
Wanneer je mandaat hebt om het probleem verder uit te diepen, kan je de verschillende kerndomeinen van een eetstoornis bevragen. Dit zijn:
Je kan vertrekken van de verschillende leefstijlcomponenten die relevant zijn bij eet- en gewichtsproblemen, samengebracht onder het acroniem A.L.L.E.S:
Er komen nog verschillende zaken aan bod, zoals de eigen voorgeschiedenis, de familiale voorgeschiedenis, inschatting van het psychiatrisch risico, medicatie- en middelengebruik, de impact op het dagelijks functioneren…
In het gesprek kunnen zo verschillende symptomen aan bod komen.
In de verdiepende links vind je een uitgebreid overzicht en ondersteunende tools voor je praktijk.
Hoe kan het KO verlopen?
Gewichtsgegevens zijn bij eetstoornissen uiteraard belangrijk. Met een basis klinisch onderzoek (bloeddruk, hartslag, hart en longen beluisteren) kom je al een heel eind. Ook lichaamstemperatuur en spierzwakte kunnen toegevoegd worden, in het bijzonder bij ondergewicht. Daarnaast zijn er verschillende zaken waar de arts opmerkzaam voor kan zijn, zoals lanugobeharing, droge huid, broze nagels, huidskleur, gezwollen speekselklieren…
In de verdiepende links vind je een uitgebreid overzicht en ondersteunende tools voor je praktijk.
Welke technische onderzoeken kan je uitvoeren?
Bloedanalyses zijn bedoeld om metabole complicaties en onderliggende aandoeningen uit te sluiten. Er zijn een aantal analyses die je best bij elke patiënt doet, minstens een keer, zoals een algemeen bloedbeeld (CoFo), elektrolyten, leverwaarden… Ook een urineonderzoek (dipstick) kan nuttig zijn. Daarnaast zijn er een aantal bloedtests op indicatie, of bij patiënten met sterke symptomen. Afwijkende resultaten worden uiteraard verder opgevolgd.
Naast bloed- en urine onderzoek kan ook een ECG aangewezen zijn, en een botdensitometrie.
Het volledige overzicht en de indicaties vind je hier (technische onderzoeken).
In de verdiepende links vind je ondersteunende tools voor je praktijk.
Hoe ziet een behandelingstraject voor eetstoornissen of obesitas eruit bij de huisarts?
Om de huisarts op weg te helpen, werden flowcharts uitgewerkt.
Bij deze flowcharts hoort telkens een uitgebreid stappenplan.
Rond eetstoornissen helpt dit filmpje je ook op weg.
Hoe kan je als arts een goede relatie opbouwen en de motivatie van de patiënt inschatten en verbeteren?
Een belangrijk startpunt is om in te voegen in het verhaal en leven van de persoon die voor je zit. Deze persoon komt niet noodzakelijk met een vraag rond eten of gewicht, ook als jij je daar als arts wel zorgen om maakt. Maak eerst contact met de persoon voor je het probleem verkent. Verken de initiële hulpvraag, en vraag dan of er ook vragen zijn over voeding, eetgedrag of gewicht. Dit kan een opening geven. Je kan ook expliciet (toestemming) vragen om het even over deze zaken te hebben en hierrond wat informatie te geven.
Iemand met een eetstoornis is veel meer dan die eetstoornis. Het grootste deel van die persoon is een gezonde persoon met herkenbare groeithema’s. Wijs je patiënt daar ook op, maak contact met het gezonde deel van je patiënt en probeer die kracht te versterken.
Hou er rekening mee dat personen met een eetstoornis vaak niet beseffen dat er een probleem is (gebrek aan ziekte-inzicht) en dat ze vaak ambivalent staan ten opzichte van het loslaten van de eetstoornis, die hen ook een zeker houvast biedt; samen met je (multidisciplinaire) collega’s werk je ook aan andere manieren om met problemen of moeilijke gevoelens om te gaan.
Er zijn verschillende motivatiekaders om je gespreksvoering te ondersteunen. De vraag waarvoor iemand reeds gemotiveerd is, wordt beantwoord via de veranderingscirkel van Prochaska en Diclemente (1982). De zelfdeterminatietheorie van Ryan en Deci (1985; 2000) kan houvast bieden bij de vraag hoe er motivatieversterkend kan worden ingevoegd. De vraag hoe er motivationeel versterkend gecommuniceerd kan worden, is de topic van Miller en Rollnick (2014) in hun kader van motivationele gespreksvoering.
Waarom best multidisciplinair samenwerken bij problemen met eten en gewicht?
Problemen met eten en gewicht, of het nu gaat over overgewicht of ondergewicht, zijn vaak complex en hebben verschillende aspecten: een medisch luik, een voedingsluik, en een psychologisch luik. Daarnaast kan het op basis van het profiel van de patiënt ook belangrijk zijn om een kinesitherapeut (met expertise in obesitasgerelateerde problematiek, verstoord lichaamsbeeld, of bewegingsdrang – vaak psychomotore therapeuten) of een sociaal werker in te schakelen. Ieder brengt dus zijn eigen expertise in, en mits een goede samenwerking kan een synergie ontstaan in de zorg voor de patiënt.
Daarnaast zijn er intussen verschillende conventies (eetstoornissen bij jongeren, obesitas bij jongeren) waarbij multidisciplinair samenwerken is ingebed.
Welke informatie kan ik de patiënt geven tijdens de herstelfase van een eetstoornis
We brachten nuttige info voor de patiënt in de herstelfase samen in deze fiche:
Wat is het “Refeeding Syndrome”?
Gewichtstoename bij ondervoeding kan complicaties veroorzaken (refeeding syndrome). Wanneer de patiënt terug meer koolhydraten inneemt en verbruikt, komt insuline vrij die een snelle opname van kalium, fosfaat en magnesium in de cellen stimuleert voor de stofwisseling van glucose. Dit komt bovenop de reeds lage voorraden van deze elektrolyten bij ondervoede patiënten. Er ontstaat dus snel een tekort aan deze elektrolyten, wat een belasting vormt voor het hart dat vaak reeds verzwakt is. De gevolgen kunnen dan ook dodelijk zijn. Bovendien kan de insuline een hypoglycemie uitlokken. Het risico op refeeding syndroom is het grootst in de eerste twee weken van hervoeding. Refeeding syndroom kan voorkomen bij elk lichaamsgewicht na een periode van ondervoeding, maar het risico is hoger bij sterk ondergewicht, een lange periode van ondervoeding, en bij een snel tempo van hervoeden/gewichtstoename.
Om dit te vermijden, is een ernstinschatting van de ondervoeding op zijn plaats, met bijhorende handvatten voor de (snelheid van) calorie-opbouw, aanvullen van tekorten in het bloed, en frequentie van bloedcontroles.
Meer info
Wat zijn urgenties bij eetstoornissen?
In principe kunnen er bij elke eetstoornis urgenties optreden als er schade is aan organen, maar het meest risico is er bij ondervoeding en bij purgeergedrag. Bij ondervoeding is er een zekere mate van aanpassing vanuit het lichaam, maar wanneer die faalt kunnen verschillende orgaansystemen onder druk komen staan, ook het hart. Ook bij purgeergedrag zijn er risico’s voor het hart, vanuit een verstoorde elektrolytenbalans. Ook de purgeermethodes, en eventuele middelen die hiervoor gebruikt worden, zijn relevant. Andere ernstige risico’s bij eetstoornissen zijn onder meer (ernstige) hypoglycemie, (ernstige) dehydratatie, nierschade, schade aan de slokdarm of darmen, etc. Verder moet na een periode van ondervoeding het risico op refeeding syndroom worden ingeschat. Tot slot is het belangrijk om aandacht te hebben voor de mentale draagkracht, zowel bij de patiënt als bij de familie of omgeving. Zelfverwondend gedrag, mentale decompensatie en een verhoogd suïciderisico kunnen aanwezig zijn bij eetstoornissen.
Er zijn verschillende richtlijnen die handvatten geven om tot een risico-inschatting te komen bij eetstoornissen. De Medical Emergencies in Eating Disorders (MEED) richtlijn uit 2023 vergeleek verschillende richtlijn en brengt een samenvattend voorstel. In de verdiepende links vind je meer informatie rond risico-inschatting en ondersteunende tools, waaronder (een Vlaamse vertaling van) de MEED-tabel.
Wat is het gewichtsdoel bij een eetstoornis?
Het gewichtsdoel is niet één cijfer, en er is ook niet één juiste methode.
Intussen wordt onderscheid gemaakt tussen een Minimaal Gezond Gewicht, het gewicht dat minimaal nodig is om lichamelijk, emotioneel en cognitief herstel te ondersteunen, en een Optimaal Gewicht, waarbij het normale groeitraject zich herstelt. Het optimaal gewicht ligt dus wat hoger dan het minimaal gezond gewicht. Bovendien wordt aangeraden om geen specifiek getal te geven, maar eerder een range waarbinnen het gewichtsdoel ligt. Gewicht is namelijk sowieso onderhevig aan schommelingen (bv. hormonaal doorheen de maand, doorheen de dag), en personen met een eetstoornis kunnen zich vastpinnen op een specifiek getal. Bij jongeren in de groei moeten de gewichtsdoelen bovendien regelmatig aangepast worden. Werk in kleine stapjes toe naar het MGG en OG. Pak je communicatie stapsgewijs aan. Onmiddellijk een gewichtsdoel (MGG of OG) dat nog ver ligt van het gemeten gewicht communiceren aan de patiënt, werkt vaak contraproductief.
De gewichtsdoelen houden ook steeds rekening met wat de normale grenzen zijn van BMI (deze verschillen bij jongeren versus volwassenen), en met de BMI voor de start van de eetstoornis.
Een mogelijke berekening van MGG en OG vind je in deze fiche.
Wat kunnen gevolgen zijn van een beginnend gewichtsherstel?
Bij iemand die ernstige symptomen had, bv. ernstige ondervoeding, moet rekening gehouden worden met een mogelijk risico op refeeding syndrome. Wanneer de patiënt terug meer koolhydraten inneemt en verbruikt, komt insuline vrij die een snelle opname van kalium, fosfaat en magnesium in de cellen stimuleert voor de stofwisseling van glucose. Dit komt bovenop de reeds lage voorraden van deze elektrolyten bij ondervoede patiënten. Er ontstaat dus snel een tekort aan deze elektrolyten, wat een belasting vormt voor het hart dat vaak reeds verzwakt is. De gevolgen kunnen dan ook dodelijk zijn. Bovendien kan de insuline een hypoglycemie uitlokken. Het risico op refeeding syndroom is het grootst in de eerste twee weken van hervoeding. Refeeding syndroom kan voorkomen bij elk lichaamsgewicht na een periode van ondervoeding, maar het risico is hoger bij sterk ondergewicht, een lange periode van ondervoeding, en bij een snel tempo van hervoeden/gewichtstoename.
Om dit te vermijden, is een ernstinschatting van de ondervoeding op zijn plaats, met bijhorende handvatten voor de (snelheid van) calorie-opbouw, aanvullen van tekorten in het bloed, en frequentie van bloedcontroles.
Daarnaast kunnen in de eerste weken van herstel van eetgedrag en het stopzetten van purgeergedrag een aantal kwaaltjes ontstaan, die van tijdelijke aard zijn. Denk bv. aan oedeem (differentiaaldiagnose met hartklachten!) en spijsverteringsklachten. Daarnaast kan een patiënt die herstelt van ondervoeding een periode doormaken waarin de stofwisseling in “overdrive” gaat. Patiënten verbruiken dan net heel veel calorieën, waarvan ook veel energie naar lichaamswarmte gaat, en patiënten kunnen in die periode ook last hebben van zweten en het te warm hebben. Het kan dus zijn dat er door dit “hypermetabolisme” aanvankelijk nog geen gewichtstoename optreedt.
Wat moet je doen bij een hypokaliëmie?
Wanneer je hypokaliëmie vaststelt bij je patiënt, is de kans groot dat er sprake is van purgeergedrag. Het is belangrijk dat purgeergedrag zo snel mogelijk gestopt wordt (zie ook Q&A “Hoe moet je purgeergedrag benaderen). Omdat kalium belangrijk is voor de werking van onze spieren, inclusief onze hartspier, is het goed om bijkomende symptomen na te gaan, zoals spierzwakte, hartproblemen (ECG). Naast herstel van het eetgedrag om kaliumwaarden te herstellen, is ook suppletie op zijn plaats. Een suppletieschema rond kalium vind je in de verdiepende links. Ook suppletie van magnesium kan aan de orde zijn.
Wanneer doe je een botdensitometrie en wat zijn de gevolgen?
Ondervoeding heeft gevolgen voor onze botgezondheid. Er zijn wellicht meerdere factoren die een rol spelen in de verlaagde botdensiteit, waaronder verminderde productie van geslachtshormonen (oestrogeen en/of testosteron), tekorten in calcium en vitamine D, verminderde spiermassa met implicaties voor skeletsterkte, en hoge cortisolniveaus ten gevolge van de hyperactivatie van de HPA-as (Hypofyse-hypothalamus-bijnier-as). Een botdensitometrie is aangewezen zodra er 6 maanden ondergewicht is of 6 maanden amenorroe is. Een botdensitometrie zelf is niet-invasief en weinig belastend voor de patiënt. Voor botherstel is herstel van eetgedrag en gewicht, mét spontaan herstel van menstruatie bij meisjes (op natuurlijke wijze, dus niet aan de hand van oestrogeensuppletie) essentieel. In het geval van osteopenie of osteoporose is een supplement met calcium en vitamine D aangewezen.
Wat zijn indicaties voor supplementen en/of medicatie?
De meeste tekorten vragen geen interventie en normaliseren zich wanneer het eetgedrag en het gewicht zich herstellen. Patiënten met anorexia nervosa hebben tijdens het ziekteproces wel baat bij multivitamines. In kader van hervoedingssyndroom kunnen vitamine B1 (heeft fosfaat als derivaat) en foliumzuur gegeven worden ter preventie van refeeding syndroom. Eventuele tekorten worden ook best aangevuld voor/bij de start van het hervoeden. Bij osteopenie en/of osteoporose kunnen calcium en vitamine D worden bijgegeven. En bij hypokaliëmie is suppletie ook belangrijk. Mogelijke doseringen vind je in de verdiepende links.
Medicatie specifiek voor eetstoornissen is er in principe niet, al wordt medicatie soms wel ondersteunend toegevoegd, bv. bij comorbide depressie, of in kader van hervalpreventie. Start als huisarts geen medicatie bij eetstoornissen zonder overleg met een (kinder)psychiater met kennis van eetstoornissen.
Als huisarts is het wel belangrijk om zicht te hebben op de medicatie (allerhande) die een patiënt met een eetstoornis neemt, omdat sommige medicatie bijwerkingen heeft (bv. QTc-verlenging) die extra gevaarlijk kan zijn bij een patiënt met een eetstoornis.
Mag iemand met een eetstoornis nog bewegen?
Beweging kan een plaats hebben in de behandeling, binnen bepaalde grenzen. Gecontroleerde en aangepaste fysieke activiteit heeft een positieve invloed op fysieke en mentale gezondheid. Bij compulsief beweeggedrag vermindert gecontroleerde beweging ook de drang om constant te bewegen, en verhoogt het de dialoog met het lichaam. Bewegingsadviezen voor personen met eetproblemen en eetstoornissen vind je in dit vormingsverslag. Daarnaast zijn er ook richtlijnen rond beweging bij eetstoornissen, en zelfs een richtlijn specifiek voor sporters met een eetstoornis. Je kan deze richtlijnen raadplegen op https://www.safeexerciseateverystage.com/sees-guidelines.
Waar vinden we informatie rond de conventie eetstoornissen voor huisartsen?
Op volgende pagina’s werd heel wat informatie samengebracht:
Volgende filmpjes en webinar kan je (her)bekijken:
Binnen de flowchart rond aanpak van eetstoornissen in de huisartsenpraktijk werden de kernpunten ook opgenomen
Waar vind ik informatie rond gesubsidieerde psychologische hulp op maat van mijn patiënt?
Via de website www.spreekerover.be kan je een geconventioneerd psycholoog of orthopedagoog in je buurt vinden. in sommige netwerken kan je ook de problematiek aangeven waarrond je hulp zoekt. Je vindt er ook informatie rond kostprijs van de sessies, allemaal op maat van de patiënt.
Wat is het minimum aantal hulpverleners om een geconventioneerd zorgtraject eetstoornissen te starten?
Idealiter verwijst de behandelend arts door naar psycholoog en een diëtist die geconventioneerd zijn binnen de conventie eetstoornissen, maar dit is niet steeds mogelijk.
Het is voldoende om, naast de behandelend arts, één andere hupverlener binnen de conventie te hebben om het Zorgtraject op te starten. Daarnaast kan samengewerkt worden met een niet-geconventioneerde hulpverlener. Let op: de begeleiding bij de niet-geconventioneerde hulpverlener wordt dan niet vergoed binnen de conventie. Dit moet duidelijk gecommuniceerd worden naar de patiënt.
Ook als de patiënt bijvoorbeeld al in begeleiding is bij een psycholoog (of diëtist) die niet is toegetreden tot de conventie, kan de huisarts een Zorgtraject opstarten met bv. enkel een geconventioneerde diëtist (of psycholoog). De patiënt kan dus in begeleiding blijven bij zijn bestaande hulpverlener, naast zorg binnen een conventie, maar betaalt voor dit aspect van zijn behandeling wel het niet-gesubsidieerde tarief.
Mag het zorgtraject nog opgestart worden bij een patiënt die je al opvolgt?
Ja, als je patiënt beantwoordt aan de criteria (leeftijd tot en met 23 jaar, diagnose eetstoornis, …).
Zodra de patiënt 24 jaar wordt, kan deze niet langer terecht binnen de conventie eetstoornissen, maar valt hij of zij binnen een netwerk voor volwassenen. Daar kan de patiënt nog steeds beroep doen op het aanbod eerstelijns en gespecialiseerde psychologische zorg voor volwassenen. De terugbetaling van de begeleiding door de diëtist valt dan wel weg.
Moet de diagnose door een psychiater gesteld worden, of volstaat de klinische inschatting van de huisarts? Of wordt de diagnose progressief uitgewerkt tijdens de intake in de conventie?
De huisarts kan de inschatting doen. De diagnose moet duidelijk vermeld worden in het EMD.
Dit formulier helpt met de integratie in het EMD.
Zijn er voldoende eerstelijnspsychologen (ELP) en diëtisten aangesloten die aan de hulpvragen kunnen voldoen? Hebben deze ELP een bijkomende vorming binnen dit thema? Of hoe worden zij gescreend/opgeleid?
ELP en gespecialiseerde diëtisten zijn zich nu aan het aanmelden bij de netwerken GGZ. Er zijn er overal al, maar dit mag zeker nog verder uitbreiden. De netwerken hebben wat tijd nodig om alle aanmeldingen te evalueren. Geïnteresseerden worden geëvalueerd op hun ervaring en vormingsdossier, en krijgen nog een traject van intense training en supervisie.
Zijn er specifieke eerstelijnspsychologen voor jongeren met eetstoornissen gezien het gekende probleem van wachttijden en het toch ook specifieke aanpak vereist gezien de complexe problematiek en er vaak initieel geen hulpvraag is?
In de conventie eetstoornissen wordt een specifieke groep gespecialiseerde ELP voorzien en opgeleid. De doelstelling van de conventie is om naast een snelle instroom ook een betaalbare multidisciplinaire ambulante zorg te voorzien. Hierin wordt de gespecialiseerde ELP ook opgeleid in motivationeel werken.
Personen met haperend eetgedrag of milde eetproblemen kunnen ook aangemeld worden binnen de ruimere conventie ELP (dus niet specifiek de conventie eetstoornissen). Wanneer een aanmelding bij een basis ELP gebeurt in deze ruimere ELP-conventie, kan deze actief werken aan motivering en toeleiding tot een gespecialiseerde ELP, wanneer er een vermoeden bestaat van een eetstoornis.
Wat is de meest aangewezen aanpak bij haperend eetgedrag om de evolutie naar een eetprobleem en een eetstoornis te voorkomen?
De meest aangewezen aanpak is de jongere in zijn groei versterken en daarbij investeren in de brede leefstijlbasis: zie fiche Een gezonde leefstijl vind je in A.L.L.E.S. (Afwisselend eten, Leuk bewegen, Lief zijn voor jezelf (lichaamstevredenheid), Emotieregulatie en Slaap). Ook zijn er op de site van Eetexpert detailfiche te vinden rond afwisselend en evenwichtig eetgedrag, deze leggen uit hoe je jongere stevige eetcompetenties kan ontwikkelen met behulp van de 4 G’s; Gestructureerd, Genieten, Genoeg en Gevarieerd.
Is de aanrekening van het nomenclatuurnummer de opstart van de conventie? Kan dit dan ook door artsen uit een medisch huis aangerekend worden?
Ja.
Hoe moet je omgaan met een minderjarige zonder ziekte-inzicht waarbij de ouders pushen, waardoor er minder ruimte is om ´in te voegen´ bij jongere?
De-escalerend werken met de ouders. Zie Toolbox voor ouders op onze site. Concrete hulp voor ouders om minder in de politieagent rol te zitten, maar weer als supporter naast de jongere te staan in het herstelproces. Of dit nieuwe boek toesteken: Ben ik te dik, mama? (Lannoo, 2023) is een boek dat naar ouders geschreven is ter ondersteuning wanneer groeithema’s rond eten en gewicht moeilijker verlopen.
Tot welk punt is dit OK om als huis- of kinderarts eetstoornissen te begeleiden, zonder de psychiater?
Zowel een huisarts, kinderarts als psychiater kunnen een traject opstarten. Deze artsen kunnen het traject opvolgen maar zijn niet alleen, het gebeurt in samenwerking met een gespecialiseerd diëtist en een gespecialiseerd psycholoog, alsook worden ze ondersteund door een MAST-team wanneer meer expertise nodig is. (Dit MAST-team heeft een psychiater, gespecialiseerd somatisch specialist, gespecialiseerd diëtist en gespecialiseerd psycholoog).
Het MAST –team is er dus als ondersteuning voor de hulpverleners. Zij nemen geen patiëntenzorg over!
Start sowieso als huisarts geen medicatie bij eetstoornissen zonder overleg met een (kinder)psychiater met kennis van eetstoornissen.
Kan een jongere die al een opname gehad heeft en hervallen is, ook opgenomen worden in de conventie?
Ja.
Doorverwijzen naar gespecialiseerde hulp in onze regio is een grote uitdaging. Ook voor volwassenen is het erg moeilijk om een gepaste hulpverlener te vinden. Is er ook iets gelijkaardig voor 23 + (volwassenen) in het verschiet?
Eetexpert helpt graag bij het toeleiden tot gepaste zorg bij volwassenen met eetstoornissen. Eetexpert is elke dag bereikbaar.
Hoe lang mag je werken met motivatie en zelfdeterminatie? Vanaf welke fysieke klachten of parameters ga je toch naar opleggen van restricties (school gaan, sporten) of verwijs je naar opname?
Werken met motivatie is niet ‘vrij laten’. Het geven van informatie zodat patiënten zelf kunnen akkoord gaan met je voorstel is de boodschap. Autonomieversterkend werken is het gezonde deel van de jongere, de wijze vrouw of man in de jongere, aanspreken om goed zorg te dragen voor zichzelf, en als hulpverlener eventueel bij te sturen als de eetstoornis het groeiproces ondermijnt.
Is er terugbetaling voor botdensitometrie binnen de conventie?
Anorexia nervosa met Body Mass Index < 19kg /m² is een indicatie voor terugbetaling van botdensitometrie (een van de risicofactoren), en kan aangeduid worden op het formulier van botdensitometrie. Er is dus 1 keer per 5 jaar terugbetaling voorzien, maar dit staat los van de conventie. Er wordt wel aangeraden om bij afwijkende resultaten na 12 maanden de botdensitometrie te herhalen.